Categorie archieven: Arbor Vitae

Frank, de ontdekkingsreiziger, botanicus en plantenzoeker

Toen ik de aankondiging zag van het boek Frank, de ontdekkingsreiziger, botanicus en plantenzoeker was mijn interesse gewekt. Zeker door de bekende foto van de plantenzoeker op de omslag. Vast een zeer interessant boek over Frans N. Meijer (1875-1918) één van de Nederlandse plantenzoekers! Geboren als Amsterdams jochie met de naam Frans Meijer kon hij op de Hortus Botanicus gaan werken bij hoogleraar plantkunde Hugo de Vries. Die zag wel wat in hem, en met diens aanbeveling trok Meijer in 1901 de wereld in. Voor het Amerikaanse Ministerie van Landbouw (USDA) maakte hij als ‘Frank Meyer’ reizen in China en andere delen van Azië. Hij verzamelde zo’n 2500 planten die in het Westen nog niet bekend waren, waaronder veel voedingsgewassen zoals varianten van soja, Chinese groenten en fruitbomen. Maar wij kennen hem vooral van Juniperus squamata ‘Meyeri’ en Syringa meyeri.

Toen ik het boek bij de boekhandel had opgehaald, ben ik meteen begonnen te lezen. Na twee bladzijden dacht ik in een niet al te best jongensboek uit de jaren 1920-1930 te zijn beland (waarvan ik nog een hele rij in de boekenkast heb staan) dat op een vreemde manier was gecombineerd met één van de vele Verkade-albums uit diezelfde tijd. Maar dan zonder plaatjes. Want bij alles wat een beetje met planten of dieren had te maken volgde een uitleg over het hoé en waarom. En na een tijdje doorlezen, ging dat toch wel vervelen. Daarom ook maar eens de tekst op de achterkant van het boek gelezen. Wat bleek: het oorspronkelijke boek met deze titel was geschreven door tuinarchitect en schrijfster Tine Cool (1887-1944) en verscheen tijdens de oorlog in 1942. Deze heruitgave uit augustus 2022 is historisch bijgewerkt door achterneef Thomas Cool. En na het lezen van zijn beschrijving over het ontstaan en wijze van bewerking van het boek in 2022 werd het boek een stuk interessanter. Niet om het merendeel van de inhoud maar meer om alles daar omheen, zoals de tijdgeest en de genoemde personen. Zoals de bewerker zelf schrijft: ‘De spaarzame recensies uit 1942 waren helaas weinig bemoedigend. Een opmerking was dat het boek een spanningsboog ontbeerde en dat de beoogde lezers -jongen en meisjes- niet zaten te wachten op de langere botanische uiteenzettingen’. (ha, dacht ik, toen in 1942 ook al niet!). Maar, schrijft de bewerker verderop, ‘of het daadwerkelijk een jeugdboek is of meer cultuurhistorisch interessant over tijden van weleer, zal moeten blijken’.
Interessanter werd het voor mij wel toen bleek dat de schrijfster allerlei toentertijd bekende personen uit de wereld van de dendrologie en tuinontwerpen verwerkt had in haar boek. Soms met een bijrol, soms in de vorm van een citaat uit een boek of een lezing. Zelfs werd tegen de jeugdige hoofdpersoon in het boek gezegd: ‘En jij wilt een plantenzoeker worden? Hier heb je een jaarboekje (sec!) van de Nederlandse Dendrologische Vereniging, er staat wat in dat je zal interesseren.’ Dat ‘wat’ bleek een artikel uit het jaarboek 1926 van de toen tweejarige NDV. Het was geschreven door Dr. J Valckenier Suringar, vooraanstaand NDV-lid en hoogleraar dendrologie in Wageningen, met als titel: ‘David Douglas, de plantenverzamelaar in het verre Westen ten tijde der indianen- en buffelheerschappij’. Elders in het boek komen bekende NDV’ers van het eerste uur Leonard Springer en S.G.A. Doorenbos voor. En ook nog zijn er rolletjes voor of vermeldingen van allerlei planthunters, botanici, tuinachitecten, kwekers en hortulanussen. Achterin deze bewerkte editie uit 2022 is een opsomming met korte biografie opgenomen van al deze historische personen, een overzicht gebruikte literatuur 2022, een index personen en een index van planten en enkele van hun locaties. Kortom, het boek zélf uit 1942 is op zich niet bijster, maar de toevoegingen uit 2022 maken het, voor wie daarin is geïnteresseerd, toch een leuk geheel. En ja, er is nog best een en ander te lezen over Frans Meijer/Frank Meyer. De schrijfster citeert diverse keren uit het werk uit 1919 van Frederike J. van Uildriks ‘De Reiziger Plantkundige Frans. N. Meijer en zijn werk.

Frank, de ontdekkingsreiziger, botanicus en plantenzoeker. Bewerking van: Frank, de plantenzoeker, Tine Cool, 1942.
Bewerking: Thomas Cool, 2022, prijs: € 16.95,
ISBN 9789403661513.
ePub: prijs: € 4.95,
ISBN 9789403672489

Ivo van Capel, een droom­baan in de Botanische Tuinen Utrecht

Ik ben Ivo van Capel, in 1971 geboren in Noorden en wonend in Nieuwkoop. Ik ben letterlijk opgegroeid te midden van planten: mijn vader had zijn hele leven een eigen rozenkwekerij, waar ik in de schoolvakanties graag meewerkte. Mijn opa was mossteker (Spagnum) en rietsnijder. Het groen heeft me altijd aangetrokken. Na de mavo ging ik naar de middelbare tuinbouwschool in Aalsmeer waar ik veel leerde over het kweken van bloemen en het omgaan met planten. In het begin van mijn loopbaan heb ik meer in de commerciële tuinbouw gewerkt, namelijk bij stekbedrijven en rozenveredelingsbedrijven. Hobbymatig ben ik me meer en meer in de diversiteit van de tuinplanten en bomen gaan interesseren. Ik solliciteerde op een vacature in de tropische plantenkas van Artis. Achteraf ben ik heel gelukkig dat ik daar niet werd aangenomen. Een maand later heb ik namelijk gesolliciteerd bij de Botanische Tuinen Utrecht en werd ik aangenomen door Wiert Nieuman. In 2001 ben ik daar begonnen en ik ben nu hoofdtuinman van de Ontdektuin, de Bamboebostuin en de Noord-Amerikaanse bostuin. Het is een zeer gevarieerde baan waarin ik vooral buiten bezig ben. Ik zeg weleens gekscherend: ‘Van bomen zaaien tot bomen omzagen.’ In de Botanische Tuinen Utrecht, een onderdeel van universiteit Utrecht, faculteit biologie, zijn de laatste jaren veel positieve ontwikkelingen gaande, mede door een nieuwe, jonge directie met nieuwe inzichten, ook op commercieel gebied.

Ivo van Capel, hoofdtuinman van diverse onderdelen van de Botanische Tuinen, Utrecht.
Foto: Esther Kraak

Groene kennis opdoen …
De liefde voor het groen is bij mij gaandeweg gegroeid. Ik heb na de middelbare tuinbouwschool een jaar in Amerika gewerkt op een potplantenkwekerij en had in die periode de mogelijkheid veel nationale parken te bezoeken. Tijdens mijn jaar in de V.S vond ik het heel bijzonder dat ze daar een weg hebben gemaakt waarbij je “door” een boom (de Kustsequoia, Sequoia sempervirens) kan rijden. Ook de rest van dat park (Redwood National Park) met haar imposante woudreuzen, heeft grote indruk op mij gemaakt. Ook heb ik een jaar in Nieuw-Zeeland mogen werken. Zo heb ik mijn kennis kunnen vergroten en de planten in hun natuurlijke habitat kunnen aanschouwen. De liefde kon niet meer stuk.

Bij de NDV heb ik de B- en C-cursus gedaan en ben ik met excursies meegegaan. Mijn interesse gaat vooral uit naar houtige gewassen en vaste planten.
Op mijn werk in Utrecht heeft Gerard van Buiten, de huidige hortulanus, mij nóg enthousiaster gemaakt voor het groen. Ik kom veel in contact met kwekers van botanische soorten en leer veel van mensen als Chris van der Wurff, Mark Bulk, Hennie Kolster en Peter Vanlaerhoven, als ook van onze contacten in België en Scandinavië. Ik heb een fascinatie voor alle planten ontwikkeld en geniet in het bijzonder van de bladvormen, stammen en schorsen van bomen en jaarrond van hun bloei, bladkleur en vruchten.

Fort Hoofddijk op de Botanische Tuin
Foto: Ivo van Capel

…… en in praktijk brengen
Ik werk fulltime in de Botanische Tuinen en ben er helemaal op mijn plek. Het is mijn passie en ik krijg veel vrijheid om nieuwe ideeën te ontwikkelen en te ontwerpen. Het team waar ik deel van uitmaak, pakt diverse projecten in de tuin op, om het voor de bezoekers zo aantrekkelijk mogelijk te houden. Andere tuinen bezoeken en excursies meemaken zijn belangrijk om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen. Toen ik in Utrecht begon, had ik geen idee wat me te wachten stond maar het heeft mijn verwachtingen overtroffen. Je gaat steeds meer ontdekken wat de tuin doet en oplevert.
Zo ben ik ooit aangesproken door iemand die zojuist genezen was van leukemie. Terwijl hij bij ons in de tuin was, vertelde hij dat in een van zijn medicijnen een werkzame stof zat van een plant die bij ons in de medicinale tuin groeit, Catharantus roseus. Hij wilde een stekje van de plant, ik heb hem een plant meegegeven.
Er komt veel publiek in de Botanische Tuinen. Ik vind het leuk en ook wel mijn plicht om mijn kennis, ervaring en enthousiasme te delen en geef antwoorden als er vragen worden gesteld over wat men ziet. Ik geef soms ook rondleidingen en voordrachten, bijvoorbeeld voor de Vrienden van de Botanische Tuinen. Vanaf de jaren negentig is er een stijgende lijn in het aantal bezoekers. Als medewerkers krijgen wij dagelijks van de bezoekers te horen hoe mooi en interessant men het vindt. Gewoon omdat we als team plezier in onze “hobby” hebben. Niks bijzonders, maar wel heel leuk om te horen en het went nooit. Bij de Botanische Tuinen hebben wij een internationaal netwerk voor het ruilen van zaden. Bomen en heesters zaaien we het liefst van zaden uit de natuurlijke habitat. Soms kan het heel snel gaan: in vier jaar tijd van een zaadje tot een bloeiende Magnolia cylindrica.
In de tuin zijn we de laatste vijf jaar erg bezig met een goed én gezond bodemleven. Al het blad op het hele universiteitsterrein wordt jaarlijks omgezet in bladaarde, dat weer wordt toegevoegd aan de grond in de tuin. Deze bladaarde is een zeer waardevolle verrijking voor alles wat groeit en bloeit. En op deze manier zijn we circulair bezig.
Terugkijkend op mijn groene leven tot nu toe was ik liever eerder de botanische wereld ingerold, want ik voel me er helemaal in thuis.

De Ontdektuin.
Foto: Ivo van Capel

Taxus baccata, een boom­soort met namen die suizen

Yew noemen de Britten deze boom, waarvan de wetenschappelijke naam Taxus baccata is. ‘Eibe’ zeggen de Duitsers, ‘If’ de Fransen en een oud-Nederlandse naam voor de Taxus is ‘IJf’. De tegenwoordige Nederlandse benaming van deze boom is naast Taxus ook wel Venijnboom (een verwijzing naar giftigheid). Dat een boomsoort dergelijke korte benamingen kent in genoemde landen zegt iets over de oorspronkelijkheid aldaar van deze boom. De Taxus baccata hoort dan ook van nature – al sinds de periode vóór de laatste ijstijden – in Noordwest-Europa thuis.

Herfstbeeld in oktober 2022
Foto: Eduard Groen

Vrijwel dagelijks passeer ik een vrijstaande Venijnboom in een park bij mij in de buurt. Deze groeit in een gebied waar in 1807 een hele woonwijk de lucht inging als gevolg van de Leidse buskruitramp. Het ruïnegebied bleef in de negentiende eeuw tientallen jaren in gebruik als militair exercitieterrein, totdat hier in 1886 volgens een ontwerp van stadsarchitect Daniel Knuttel en landschapsarchitect Hendrik Copijn een stadspark werd aangelegd. Het middelpunt van dat park was het standbeeld van de befaamde burgemeester Van der Werf, als symbool van het Leids Ontzet.

Deze Venijnboom, een mannelijk exemplaar, ken ik al jaren, maar hij viel mij niet bijzonder op totdat ik deze ging opmeten voor het vrijwilligersinitiatief OpenBomenKaart.org en ik wilde weten hoe oud deze boom zou kunnen zijn.
De groenblijvende naaldboom Taxus baccata is als boomsoort een langzame groeier. Op 3 oktober 2022 heb ik de stamomvang opnieuw opgemeten om op basis daarvan de ouderdom te kunnen inschatten. Het betreft een solitaire boom met een stamomtrek van 201 centimeter, dus een diameter van 64 centimeter, opgemeten op 1,3 meter hoogte. Om de verdere maatvoering van deze boom te duiden: de hoogte van maaiveld tot de top van de kroon is bijna tien meter en de diameter van de kroonprojectie dertien meter.

Om de ouderdom van deze boom in te kunnen schatten, maak ik gebruik van de website http://bomenwerk.com/bomenonderzoek/boomleeftijdsbepaling.html en vul in: Venijnboom, vrijstaand, gewone boom, omvang 201 cm, plantschatting op 25 jaar nauwkeurig. Op grond van een vergelijking met 28 andere bomen van die omvang wordt een leeftijd van 139 jaar gegeven. Vul ik in: plantdatum op 10 jaar nauwkeurig, dan geeft deze database op grond van een vergelijking met 24 andere bomen een leeftijd van 121 jaar. Voorlopig noteer ik: deze venijnboom is 120 tot 140 jaar oud.

Die ouderdom van 120 tot 140 jaar zou heel goed kunnen kloppen met de ouderdom van het park, aangelegd in 1886, 136 jaar geleden en gedeeltelijk op de schop genomen circa 120 jaar geleden. Wel heb ik behoefte om een andere bron te raadplegen opdat ik deze ouderdom kan verifiëren. Op de website https://www.ancient-yew.org staat een interessante studie van Toby Hindson (2000, revisie 2007) over de groeisnelheid van taxusbomen. Uit deze studie van Hindson blijkt dat bomen met een stamomtrek van gemiddeld 186 centimeter een ouderdom hebben van 140-169 jaar. Dan zou de taxusboom in het Van der Werfpark eerder ouder dan jonger zijn dan 139 jaar.

Samen met bioloog Hans van Daalen heb ik van de 31 taxusbomen in het Van der Werfpark de hoogte en de stamomvang opgemeten en die gegevens in OpenStreetMap gezet. Informatiespecialisten Erik Zachte en Sjaan van Agtmaal hebben daar vervolgens een OpenBomenKaart van gemaakt: https://openbomenkaart.org (klik in die website op de foto van het Van der Werfpark om in de kaart te komen). Als in die legenda op een boomsoort wordt geklikt, gaan alle bomen die tot die soort behoren in de kaart knipperen.

OpenBomenKaart Van der Werfpark met Taxus baccata

De Taxus is met 31 exemplaren de meest voorkomende boomsoort in het Van der Werfpark. Een achttal meerstammige exemplaren van die boomsoort staan prominent in een halve cirkel dicht tegen het standbeeld van burgemeester Van der Werf aan. Drieëntwintig andere Venijnbomen staan verspreid in het park. De taxusboom die als hoofdfiguur van dit artikel figureert, is in de kaart aangegeven bij de T van Taxus 4009307. Dat is het boom­identificatienummer zoals opgenomen in het bomenbeheerbestand van de gemeente Leiden. Als aanplantjaar staat daar vermeld 1952. Dat kan niet kloppen. Er zal vast een andere reden zijn waarom dat jaar als aanplantjaar is ingevoerd. Datzelfde jaar is ook ingevoerd bij enkele andere wat grotere Taxussen in het park.

Op een gemeentekaart van het park uit 1898, toen het overigens een grotere omvang had dan tegenwoordig, is op de plek van deze boom een conifeer ingetekend. Zo ook op een kaart uit 1932.
Het blijft mij intrigeren wanneer deze boom precies is aangeplant. Mogelijk dat verder spitten in het gemeentearchief uitsluitsel kan geven. Een andere hoop die ik koester is dat in het archief van de erven Copijn wellicht nog een lijst bewaard is gebleven met de bomen die in 1886 in het Van der Werfpark zijn aangeplant. In het boek ‘Met levend materiaal Copijn 1763-2013 is het ‘Van der Werfpark/Park op de Ruïne’ opgenomen in een bijlage met de uitgevoerde werken in 1885/1886. Zo blijft de ontmoeting met deze boom mij vast nog wel enige tijd bezighouden.

Tot slot kom ik nog even terug op de naamgeving van de boom. Ik meen een relatie waar te nemen tussen die korte naamgeving in Noordwest-Europese talen en het gebruik van taxushout voor boogschieten. Wie de woorden hardop uitspreekt – het Engelse Yew, het Franse If of het Nederlandse IIf, – hoort een lange boog met een zoevend geluid ontspannen, terwijl de pijl naar een doel suist.

De stam in oktober 2022
Foto: Eduard Groen

Literatuur
Clark, J.G.D. (1963). Neolithic bows from Somerset, England, and the prehistory of archery in north-western Europe. Proceedings of the Prehistoric Society, 29, 50-98.
Hindson, T. (2000). The growth rate of Taxus baccata: an empirically generated growth curve. The Alan Michell Memory Lecture 2000.
Kamphuis, M. (2013). Met levend materiaal Copijn 1763-2013, Tweehonderdvijftig jaar tuinlieden, boomkwekers, boomverzorgers, tuin- en landschapsarchitecten. Uitgeverij De Hef, Rotterdam.
Thomas, P.A. (2003). Taxus baccata. Journal of Ecology. 91, 3, 489-524.
Vercoullie, J. (1898). Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal. Drukkerij van Victor van Doosselaere, Gent.

Locatie van de boom op 3 m nauwkeurig
https://what3words.com/tailing.this.month