Categorie archieven: Opmerkelijke ontmoetingen met bomen

Een kleine walnotenboom (Juglans regia) die van geen ophouden weet …

Hier in Frankrijk hebben wij een goede vriend, Jérôme. Jérôme is een enorm actieve man die ons kleine dorpje Ayen (circa 750 inwoners) in Frankrijk op de kaart heeft gezet met zijn niet aflatende strijd voor ‘duurzame ontwikkeling’ (développement durable). In 2005 heeft hij zelf een ‘eco-huis’ gebouwd: balken van Douglashout, gevelbekleding van lariks, hergebruikte leisteentjes als dakbedekking, parket van tamme kastanje, isolatie met houtvezel en hennep-kalk, een droog-toilet, fyto-zuivering van afvalwater. Een grote spekstenen kachel, gestookt met oude houten pallets, verwarmt het hele huis.
Als lid van de gemeenteraad maakte Jérôme zich onder andere sterk voor een aantal zaken: de gemeente onderhoudt ‘gifvrij’ het groen, het afval wordt gescheiden verzameld en er is een systeem van ‘samen reizen’ (carpoolen) met lokaal geld als betaalmiddel. Ook was hij de motor van een klein groepje mensen dat er voor heeft gezorgd dat op zes daken zonnepanelen zijn aangebracht (uiteraard ook zijn eigen dak) en dat dit voorjaar zo’n elf dorpelingen een elektrische fiets hebben aangeschaft (met korting).

Jérôme bij zijn misvormde walnootboompje
Foto: Koos Slob

Jérôme houdt van de natuur, is faliekant tegen verspilling en als het even kan is hij voor hergebruik. Dat geldt eigenlijk ook voor zijn tuin. Daar vinden we een heel bijzondere, vrij kleine boom. Het is een walnotenboom. Eigenlijk is het een halve boom. De helft van zijn stam is er niet meer. Het hout dat je daar ziet is voor een belangrijk deel dik wondweefsel. Het boompje is circa 5 m hoog en de geschatte omtrek is 100 cm. Het boompje is naar schatting zo’n vijftien jaar oud. Hij geeft elk jaar walnoten. In de winter denk je dat ie dood is, maar in het voorjaar loopt ie weer vrolijk uit. Heel verwonderlijk. Elke keer als ik in de tuin kom van Jérôme sta ik weer versteld van de vitaliteit van deze ‘zwaar gehandicapte’ boom die op geen enkele wijze van ophouden weet.
Eigenlijk is dit een verhaaltje geworden over een opmerkelijke man met in zijn tuin een opmerkelijke boom …

De basis van de walnootboom: minder dan de helft van de stam is over
Foto: Koos Slob
Halverwege de boom zijn dikke ‘strengen’ van callusweefsel te zien
Foto: Koos Slob

Een opmerkelijke meidoorn in het Ridderlaanplantsoen te Den Haag

Via archieven is bekend dat direct na de oorlog het Ridderlaanplantsoen in Den Haag is aangelegd, en vervolgens rond 1946 is beplant door S.G.A. Doorenbos, directeur Plantsoenendienst. Er staan nog steeds bijzondere bomen, waaronder een grote Euonymus waar menig deskundige zich het hoofd over heeft gebroken. Er staat ook een opvallende meidoorn met een schitterende vorm. De ‘spanwijdte’, zo mag je het rustig noemen, is niet minder dan circa acht meter.
Deze meidoorn komt pas laat in de lente in blad, en vervolgens in rijke bloei. De vruchten zijn aanvankelijk donkerrood, vervolgens overgaand naar purper respectievelijk donker purper naar purper/zwart. Pas in november verliest de boom het blad, de vruchtjes blijven lang hangen.

De contouren van de raadselachtige meidoorn
Foto: Joost Gieskes

Veel dendrologen hebben reeds gepoogd om de soortnaam te achterhalen, doch zonder succes. Een zoektocht op internet volgde. Zo vindt men de Wikipedia ‘Plantlist’ met het genus Crataegus. Een indrukwekkende lijst. Er is ook nog een lijst van meidoorns met alleen zwarte vruchten. Bij onderzoek bleek dat het aanvankelijk vermoeden, een C. songarica, in bladvorm en andere eigenschappen (bijvoorbeeld drie zaden) zo veel afweek van de waarnemingen dat het deze soort niet kon zijn.

De Haagse meidoorn telt één zaad per vrucht
Foto: Joost Gieskes

Zoektocht naar de naam
Bij de zoektocht dook ook de naam op van de Belgische kwekerij Van Nieuwenhuyse, die specialist is in meidoorns (www.boomkwekerijvannieuwenhuyse.weebly.com). Met de eigenaar Kurt van Nieuwenhuyse werd contact opgenomen en de gegevens toegezonden. Kurt concludeerde dat het vermoedelijk een Crataegus dsungarica betreft. De vruchten zouden echter circa drie zaden moeten bevatten. C. dsungarica is een kruising tussen C. songarica en C. wattiana. Hij vindt het een prachtig exemplaar met een uitzonderlijke vorm. Op zijn verzoek werden hem enkele griffels toegezonden om te enten.
Ik had Ronnie Nijboer van Noord-plant om advies gevraagd over de selectie van griffels. Kurt Anniek nam het initiatief om, in overleg met kwekerij Deerlijk (www.pavia.be), aan Peter A. Schmidt in Duitsland om nader advies te vragen. Dr. Schmidt was onder andere voorzitter van de Duitse Dendrologische Vereniging. Toen ik de hem benaderde was hij direct enthousiast. Hij schreef, na bestudering van de verstrekte gegevens, het volgende:
‘Het is een buitengewoon interessante boom! Ik ben er niet zeker van of het een C. dsungarica is, maar hij lijkt er erg op. Het is vermoedelijk een hybride van C. songarica of C. pentagyna. Ik heb meer materiaal nodig om het zeker te weten. Dit is een van de weinige zwart/purperen vruchten die begin vorige eeuw werden verspreid, bijvoorbeeld door Späth nursery of Berlin.’
Nu heeft Ronnie Nijboer een reeks Jaarboeken van de NDV in zijn bezit, waaronder dat van 1939. Ronnie zond mij, heel vriendelijk, informatie toe over Crataegus. Daarbij was onder andere een verslag van de ‘Werkzaamheden van de Crataeguscommissie over het jaar 1938’, door auteur H.J. Venema.

De prachtige vruchten van Crataegus dsungarica
Foto: Joost Gieskes

Citaat uit dat verslag:

Ook Doorenbos was kennelijk goed bekend met de firma Späth. Elders in het Jaarboek 1939 staat:

Crataegus dsungarica was dus geen vreemde in Den Haag. Op meerdere plaatsen in Den Haag heeft Doorenbos meidoorns geplant. Uit het verslag blijkt ook dat de kwekerij in Den Haag rechtstreeks meidoorns betrok van Späth, maar ook van het Arnold Arboretum in Boston (USA) en van Kew Gardens in Londen. Er was duidelijk sprake van internationale kruisbestuiving.

Conclusie
Het onderzoek was intensief en op internationaal niveau, te weten België en Duitsland. Een verzoek tot onderzoek werd tevens verzonden naar Engeland (Thurman Consultancy). De observaties van de geraadpleegde specialisten wijzen op een Crataegus dsungarica. Uit het Jaarrapport 1938/39 van de NDV blijkt dat de C. dsungarica geen onbekende was in Den Haag. Het lijkt gerechtvaardigd om althans voorlopig deze naamgeving te voeren. In het voorjaar wordt meer plantenmateriaal naar professor Schmidt verzonden; hopelijk is hij in staat tot een juiste determinatie. Of de boom zijn geheim prijs geeft, wordt afwachten.