Categorie archieven: Dendrovaria

Boomveiligheidscontrole, balans tussen wet en waarden

In de jaren negentig van de vorige eeuw kwam er veel aandacht voor de juridische aspecten van het hebben van bomen. Deze ontwikkeling paste in een algemene, maatschappelijke trend van claims en aansprakelijkheid; het was niet de wet die veranderde maar de maatschappij die eerder iets als een onrechtmatige daad bestempelt.

Toegepast op bomen zou een beheerder al snel aansprakelijk kunnen zijn als hij/zij niet aantoonbaar de bomen met een zekere regelmaat controleert op veiligheid. Realiteit is dat het aantal ernstige ongelukken als gevolg van het vallen van (delen van) bomen in Nederland vrijwel te verwaarlozen is ten opzichte van ernstige ongelukken in het verkeer: vijf ten opzichte van 15.000 ongelukken per jaar.

Vruchtlichaam van de Boomgaardvuurzwam. Deze zwam komt vaak voor op kleinere bomen, o.a. Prunus cerasifera. Hier op de stomp van een lang geleden afgezaagde grote tak.
Foto: Simen Brunia

Vooral gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat zijn sindsdien heel veel energie gaan steken in visuele controle van hun bomenbestand en het vastleggen van de inspectiegegevens van hun bomen in geografische informatiesystemen (GIS). Meestal wordt de inspectie uitgevoerd volgens de systematiek van Visual Tree Assessment (VTA) die ontwikkeld is door de Duitse professor C. Mattheck. Deze techniek wordt tegenwoordig wereldwijd toegepast en beziet de boom vanuit het perspectief van ‘risico’. Elke afwijking leidt al snel tot de conclusie dat de boom een risico is voor zijn omgeving, waardoor er vervolgonderzoek nodig is. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door boomcontroleurs of boomtechnisch adviseurs. Deze worden veelal per boom betaald en willen later niet aangesproken worden op beroepsfouten. Ze keuren daarom bomen veel vaker af dan nodig is en de opdrachtgever kan dan haast niet anders meer dan het advies volgen, want ‘stel je voor dat er iets gebeurt…’.

Het gevolg is dat veel meer bomen vroegtijdig worden omgezaagd, terwijl in de laatste twintig jaar uitgevoerd onderzoek steevast uitwijst dat de waarde, gedefinieerd als ‘maatschappelijke baten’ van bomen, sterk toenemen naarmate bomen ouder worden. Denk hierbij aan het positief effect van functies als koeling, verdamping, winddemping, waterberging, het vastleggen van kooldioxide, luchtzuivering en het positieve effect van volwassen groen op het welbevinden van mensen. Ook ecologisch gezien neemt de waarde van de boom sterk toe naarmate de boom ouder is. Denk hierbij aan de functie als habitat voor tal van organismen als mossen, schimmels, insecten, vogels en zoogdieren. En de boom als oriëntatie voor vleermuizenvliegroute, voedselbron en nestplaats enz.

Nader onderzoek met de Picus geluidstomograaf bij een Els met een ernstig rot in de stamvoet. Als resultaat ontstaat het kleurige plaatje met kleuren variërend van bruin(sterk hout) tot licht blauw(rot).
Foto: Huib Sneep

Dit vraagt om een herbezinning op de balans tussen ‘Wet en Waarden’. Voor de Nederlandse Dendrologische Vereniging was dit aanleiding om voor de beheerders van bomencollecties en andere geïnteresseerden een tweedaagse introductiecursus te ontwikkelen, waarbij de boom centraal staat en risicobeperking uitgangspunt is.
De cursus is ontwikkeld door twee experts die samen meer dan 40 jaar ervaring met deze materie hebben: Simen Brunia en Huib Sneep. Huib Sneep was met zijn bedrijf Bomenservice International degene die boomveiligheidscontrole op de kaart zette rond 1992. En Simen Brunia is als kennisdeler, docent en examinator vanuit zijn bedrijf de Bomenbieb jaarrond actief bezig met boomveiligheid.

Een eenvoudige en kostenbesparende uitvoering van de boominspectie en de opslag van de verzamelde gegevens is een belangrijk element van de ontwikkelde cursus. Het beheer van de collectie is meestal al duur genoeg. De introductiecursus beoogt de basis van deze materie over te brengen en is specifiek bedoeld voor beheerders van bomencollecties. Dit kunnen zowel arboreta als grote particuliere tuinen, begraafplaatsen of landgoederen zijn. Na het volgen van de introductiecursus bestaan er diverse verdiepende cursussen of aanvullende opleidingen.

De introductiecursus van de NDV bestaat uit twee cursusdagen.
· De eerste cursusdag is op zaterdag 17 juni en zal gegeven worden in een arboretum in de provincie Utrecht. Naast juridische aspecten en de inspectietheorie zal die dag ook het zelf visueel leren inspecteren van bomen worden geoefend. Uitgangspunt is gebruik te maken van ‘de lichaamstaal van bomen’. Omdat bomen zich voortdurend in hun groei aanpassen aan veranderende omstandigheden geven ze veelal meerdere signalen aan de geoefende boominspecteur voordat ze een risico voor hun omgeving gaan vormen.
· De tweede cursusdag is op zaterdag 7 oktober. In die periode zijn paddenstoelen en zwammen vaak een indicator van belangrijke veranderingen of aantastingen in de boom. Ook deze cursusdag zal bestaan uit een theoretisch deel en een praktisch deel.

Oude holle boom
Foto: Huib Sneep

Tot slot een aantal statements die onderdeel zijn van het cursusprogramma:
1. Vrijwel alle oude bomen worden hol
2. Holle stammen zijn beter bestand tegen storm dan massieve stammen
3. De meeste bomen sterven als gevolg van menselijk ingrijpen
4. Mensen vormen een veel groter risico voor anderen dan bomen
5. We kwamen uit het Holoceen, bevinden ons in het Antropoceen en zijn op weg naar het Symbioceen.

Als de sapstroom weer op gang komt…

Dit jaar kan ik niet wachten tot het weer voorjaar wordt. Dat heb ik eigenlijk altijd wel, maar deze keer met een speciale reden. Dan gaan we namelijk sap aftappen van onze Suikeresdoorns (Acer saccharum). Vorig jaar hebben we dat voor het eerst gedaan, zomaar een probeersel. Maar het ging wonderbaarlijk goed. We hadden toen op internet gekeken en gezien dat je een gaatje moest boren door de bast tot in het jonge levende hout (afgelopen jaren gevormd), een dun metalen buisje erin steken, een fles eronder hangen en het gaat vanzelf druppelen. In één dag hadden we een literfles vol. Een paar liter flink in laten dampen op de kachel en we hadden heel zoete ‘drank’. Niet zover tot het siroop was, daarvoor hadden we te weinig getapt. Overigens, ook bij een Berk lukte het makkelijk om sap op te vangen.

Eerste keer sap aftappen van onze eigen Acer saccharum
Foto: Ineke Vink

In 2019 brachten we een zomervakantie door in Vermont, een staat in het noordoosten van de VS, grenzend aan Canada. Daar zagen we hele ‘plantage-bossen’ met Suikeresdoorns en dus een hele ‘ahornsiroop industrie’. In zo’n Esdoornplantage hebben de bomen plastic aftappers, verbonden met dunne plastic slangetjes die van boom naar boom lopen waardoor het sap uiteindelijk samenvloeit in één grote opvangtank. Fascinerend. Toen wij er waren stond alles stil.

Geïndustrialiseerde sap-verzameling in Vermont, V.S.
Foto: Ineke Vink

In het voorjaar als de temperatuur gaat stijgen, komt vanuit de wortels de sapstroom naar boven op gang. Het sap bevat veel suikers die in voorjaar en zomer opgeslagen zijn in de wortels. De sapstroom gaat via de buitenste, levende houtvaten die de laatste jaren door de boom zijn gevormd (het kernhout van een boom is dood en dient alleen voor de stevigheid). Overigens is het proces van aftappen en concentreren van sap van de Esdoorn al oud: de Indianen kenden de techniek al. Europese kolonisten hebben deze overgenomen.
Het verzamelen van sap vindt vooral plaats in februari, maart en april, afhankelijk van de lokale weersomstandigheden. Voor een optimale sapstroming zijn nachten met temperaturen rond het vriespunt gevolgd door relatief warme dagen nodig. Voor de productie van 1 liter siroop is ongeveer 40 liter sap nodig. Volgens Wikipedia kan een volgroeide Suikeresdoorn 40 liter sap per vier tot zes weken produceren.
De Suikeresdoorn is overigens één van mijn favoriete bomen. In de herfst verkleuren zijn bladeren prachtig: van fel oranje tot vurig rood. Met name koude nachten gevolgd door zonnige, warmere dagen zorgen voor de prachtige verkleuring van de bladeren. Vooral als de zon er op staat, is zo’n boom een lust voor het oog.

De overweldigende herfstkleuren van de Suikeresdoorns in ons arboretum
Foto: Ineke Vink

The Urban Jungle Project

Men verwacht dat over 25 jaar ongeveer 80% van de wereldbevolking in stedelijke gebieden woont. Als we kijken naar de stedenbouwkundige ingrepen van de afgelopen 25 jaar dan voorspelt dit niet veel goeds. Veel nieuwe wijken bestaan uit huizen met kleine woonoppervlaktes, met nauwelijks snelle toegang tot een park of natuur. De openbare ruimte die er is, is veelal dienstbaar aan de mens en bestaat uit infrastructuur, parkeerplaatsen etc. Door luchtvervuiling en klimaatverandering gecombineerd met bevolkingsgroei en verdichting van bebouwing is de enige oplossing om steden leefbaar te houden het aanbrengen van bomen en planten.

Architectuur en natuur moeten elkaar constant ontmoeten. Dit is alleen mogelijk door het toepassen van techniek en innovatie. Steden zijn vooralsnog niet ontworpen om de natuur in te bedden in hun door beton gedomineerde structuren. Het is de missie van The Urban Jungle Project om steden te vergroenen op plekken waar dit normaal gesproken niet kan. Een ‘Urban Jungle’ is een antwoord op de maatschappelijke vraag naar een toekomstbestendig stadsklimaat. Maar waar bestaat een Urban Jungle uit?

Met een Urban Jungle kan een gebied vergroenen, zelfs op onverwachte en ontoegankelijke plekken. Groen schept ruimte voor biodiversiteit, brengt verkoeling en creëert een aantrekkelijke nieuwe ruimte. Het groen van de Urban Jungle bestaat uit bomen in een boomveerconstructie en modulaire vegetatiekratten met daarin weelderige beplanting. De kratten zijn stapelbaar, waardoor aanleg vlot gaat en de beplanting na aanleg ook weer eenvoudig te verwijderen is in het geval van onderhoud aan bijvoorbeeld het dak. Alle oplossingen zijn lichtgewicht en zeer gemakkelijk toe te passen.

Technische opstelling van een boomveer op kantoorgebouw The Finch, Oegstgeest
Foto: René Post

Een boomveer is een lichtgewicht boomopstelling voor toepassing op daken of op pleinen en in straten waar aanplant in de volle grond door kabels en leidingen of grondverontreiniging niet mogelijk is. De toegepaste boom staat niet met zijn wortels in de volle grond maar in een geprepareerde kluit. Hierdoor wordt het gewicht van een boom in de volle grond, circa 16.000 kg, beperkt tot 350 kg. In de speciaal geprepareerde kluit worden sensoren toegepast om de voedingsbehoefte van de boom te kunnen monitoren, waardoor de instellingen van het irrigatiesysteem worden bepaald. Op het moment dat we een boom uit de grond halen en op deze wijze prepareren hebben we het totale ‘boom groeisysteem’ in de hand. De meeste toegepaste soorten zijn Carpinus, Cornus, Gleditsia, Platanus en Pyrus.
Met deze innovatie maken we het mogelijk om van ecosysteemdiensten die bomen kunnen leveren te profiteren op plekken in de stedelijke omgeving waar dat normaal niet kan. Zo dragen we bij aan de transformatie van vastgoed naar leefgoed. En uiteraard zetten we, waar het mogelijk is, bomen en andere vegetatie nog steeds in de volle grond.

Een boom zoekt in eerste instantie zijn water aan de randen van de loodrechte projectie van de kroon. Dit noemen we ook wel de druipzone. Dit worteldeel is de eerste 90 centimeter in diepte het meest actief in wateropname. Heeft een boom dan nog stress door een tekort aan water dan zal hij met zijn wortels verder zoeken. Door voldoende water aan de boom te geven in deze specifieke zone heeft de boom voldoende aan zijn beperkte kluit in de boomveer. Het slagen van een ‘Urban Jungle’ valt of staat daarom met watergeven in voornamelijk de lange droge periodes. En gezien de enorme landelijke watervraag in die periodes en de watertekorten is effectief watergeven van groot belang. Door het plaatsen van een sensor in de kluit, gekoppeld aan een weerstation, wordt er op basis van de weersvoorspelling en actuele weersconditie doelmatig water en voeding gegeven.

Urban Jungle met boomveren en vegetatiekratten op het stadhuis van Zoetermeer
Foto: René Post

De grootste successen in vergroening zijn tot nu toe behaald op daken. Zo is een voorheen saai dak van grind en bitumen van het stadhuis Zoetermeer, omgetoverd tot een volwaardige daktuin met boomveren en vegetatiekratten. Het dak, dat in het zicht van een kantoorvleugel ligt, is toegankelijk gemaakt door een glazen pui te vervangen door een buitendeur. Sinds de aanleg van de daktuin zijn de omliggende kantoorruimtes tot de meest gewaardeerde kantoren van het pand gaan horen, terwijl daar voorheen nauwelijks medewerkers wilden werken.

Wie geïnteresseerd is, kan onder andere op de volgende locaties boomveren vinden:
– op het stadhuis van Zoetermeer
– op kantoorgebouw The Finch, Oegstgeest
– op het Stadhuisplein, Zaandam
– op het bedrijventerrein Westpark, Arnhem
– op het schoolplein van O.R.S. Lek en Linge, Ina Boudier-Bakkerstraat 2, Culemborg
– op het fietspad van de Toekomst, ventweg Utrechtsestraatweg t.h.v 143, Remmerden

The Urban Jungle Project bestaat uit een team van specialisten. Boomkwekerij Ebben en Grasveld Landschapsarchitecten ontwerpen de ‘Urban Jungles’. Een team van hoveniers, kwekers en planners voeren de dagelijkse werkzaamheden uit. Meer informatie is te vinden op www.theurbanjungleproject.com

*Harmen Kraai is plantkundige bij het Urban Jungle Project, René Post werkt bij boomkwekerij Ebben.