Categorie archieven: Dendrovaria

Darwin in de stad

Onze wereld verstedelijkt. Het stadsmilieu is extreem en leidt tot aanpassingen van wilde soorten. Over de snelheid van evolutie van stadsplanten weten we nog weinig. Meer kennis over hoe snel en waarom sommige stadsplanten verschijnen en andere verdwijnen is nodig om onze steden leefbaar te houden.

Steden zijn kunstmatige leefomgevingen vol beton en andere uitdagingen voor planten. Door de hoge concentratie aan straling absorberende oppervlaktes wordt het er ’s zomers warmer en ’s winters kouder dan in natuurgebieden. De vele balkons, boomspiegels, parken en tuintjes hebben een hoge concentratie aan exoten maar zijn niet met elkaar verbonden. Deze speciale combinatie van abiotische en biotische omgevingsfactoren leidt tot snelle aanpassingen van planten.

Zaadheteromorfie
Sommige stadsplanten kunnen de grootte, vorm en het gewicht van hun zaden aanpassen. Dit noemen we zaadheteromorfie.1 Van paar­denbloem (Taraxacum officinale) is het nootje in de buitenrand van het bloemhoofdje zwaarder dan in het midden. Zware nootjes vallen vlak bij de moederplant op de grond terwijl lichte nootjes verder weg waaien. De hypothese is dat in wijken met weinig openbaar groen relatief meer zware nootjes geproduceerd worden. De kans op kieming in het kleine stukje groen waar de moederplant staat, bijvoorbeeld een voeg tussen twee stoeptegels, neemt daarmee toe. Als deze voeg midden in een volledig bestraatte wijk ligt, is investeren in verder weg waaiende lichte zaden zinloos. Er is echter veel com­petitie tussen kiemende zaden in kleine voegen. Deze strategie gaat in wijken met veel openbaar groen dan ook waarschijnlijk niet op: daar wordt juist meer in lichtere nootjes geïnvesteerd. De ruimtelijke verspreiding van beide vormen in Nederland varieert niet alleen per locatie maar ook door de tijd. Momenteel wordt onderzocht of er een verband is tussen toenemende verstedelijking en zaadgewicht.

Afweerstoffen
In drukke steden stemt witte klaver (Trifolium repens) het gehalte aan cyanide in de plant af op de afstand tot het centrum. Hoe verder van het centrum, hoe giftiger het blad voor vraatzuchtige aaltjes, rupsen en schimmels. In het centrum is de temperatuur op straat ’s winters het laagst: het drukke verkeer houdt de stad daar sneeuwvrij. In de rustigere buitenwijken blijft een pak sneeuw langer liggen. De sneeuwlaag werkt isolerend: de klaverplantjes eronder hebben minder last van vorstschade en daardoor meer van het giftige cyanide in hun blad en minder last van herbivoren.2
Eikenmos (Evernia prunastri) bevat usninezuur. Lichtgrijze exemplaren van dit korstmos bevatten weinig usninezuur, donkergroene vormen veel meer. De ruimtelijke verspreiding van beide vormen in Nederland varieert door de tijd. Momenteel wordt onderzocht of er een verband is tussen het voorkomen van beide kleurvormen en lokale concentraties zwaveldioxide en stikstof.

Eikenmos op zomereik (Quercus robur)
Foto: Rianne van Deelen

Apomixis
Apomixis kan ook bijdragen aan het succes van stadsplanten. Sommige struiken in stedelijke milieus, zoals Japanse wijnbes (Rubus phoenicolasius), kunnen vruchten produceren zonder dat daar een vaderplant voor nodig is. Een voor het stadsmilieu gunstige combinatie van genetische eigenschappen kan zo generaties lang gehandhaafd blijven en tot een snelle opmars leiden.

R- en K-strategie
Steden hebben verschillende micro-habitats. Drukke straten zijn voorbeelden van sterk verstoorde micro-habitats. We vinden er veel soorten met een zogenaamde r-strategie: planten die snel groeien en relatief grote hoeveelheden kleine zaden produceren die makkelijk kiemen. Hemelboom (Ailanthus altissima) heeft een r-strategie. Op oude stadsmuren daarentegen is er relatief weinig verstoring. Hier vinden we K-strategen. Deze planten groeien langzaam en produceren relatief kleine hoeveelheden grote zaden. Vlinderstruik (Buddleja davidii) is een voorbeeld van een K-strateeg.3

Zaailing van Ailanthus altissima
Foto: Baudewijn Odé

Exoten
Onder stadsplanten vinden we veel nieuwkomers die soms blijvertjes worden. Hartbladige els (Alnus cordata), trompetboom (Catalpa bignonioides), vijgenboom (Ficus carica), pluimes (Fraxinus ornus) en buxuskamperfoelie (Lonicera nitida) kunnen zich uitbreiden in onze steden door de wereldwijde opwarming. Verspreiding van de vruchten gebeurt door andere exoten in de stad zoals halsbandparkiet (Psittacula krameri).4 De verwachting is dat deze exotische plantensoorten, net als Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina), uiteindelijk in het lokale voedselweb worden opgenomen.5 Het wachten is op exotische specialisten zoals trompetboommeeldauw (Erysiphe catalpae).

De peulvormige doosvruchten van Catalpa bignonioides
Foto: H. Zell

Soortvorming
Bovenbeschreven evolutionaire aanpassingen in zaadheteromorfie, chemische afweer, voortplanting, ecologische strategie en symbiose voltrekken zich met een snelheid waar Charles Darwin niet van had durven dromen.6 Zaadheteromorfie kan bijvoorbeeld al binnen tien generaties significant veranderen. Stadsplanten raken daardoor snel op stedelijke milieus ingespeeld. Sommige stadsplantensoorten planten zich voort via steeds zwaardere zaden, anderen via apomixis of met behulp van stadsvogels. Hun zaden verspreiden zich daardoor meer lokaal. Dit leidt tot een toename van reproductieve isolatie tussen populaties. Op den duur kan dit, net als bij de ‘stadsmerel’ (Turdus urbanicus), tot de vorming van nieuwe stadsplantensoorten leiden.7

Literatuur
1 P.O. Cheptou, O. Carrue, S. Rouifed & A. Cantarel (2008). Rapid evolution of seed dispersal in an urban environment in the weed Crepis sancta. Proceedings of the National Academy of Sciences 105(10): 3796-3799.
2 K.A. Thompson, M. Renaudin, M.T.J. Johnson (2016). Urbanization drives the evolution of parallel clines in plant populations. Proceedings of the Royal Society B series 283 (1845): 1471-2954.
3 R. Salguero-Gomez, O.W. Jones, E. Jongejans, S.P. Blomberg, D.J. Hodgson, C. Mbeau-Ache, P.A. Zuideman, H. de Kroon, Y.M. Buckley (2006). Fast-slow continuum and reproductive strategies structure plant life-history variation worldwide. Proceedings of the National Academy of Sciences 113(1): 230-235.
4 P. Clergeau, A. Vergnes (2011). Bird feeders may sustain feral Rose-ringed parakeets Psittacula krameri in temperate Europe. Wildlife Biology 17: 248-252.
5 M.Schilthuizen, L.P.S. Pimenta, Y. Lammers, P.J. Steenbergen, M. Flohil, N.G.P. Beveridge, P.T. van Duijn, M.M. Meulblok, N. Sosef, R. van de Ven, R. Werring, K.K. Beentjes, K. Meijer, R.A. Vos, K. Vrieling, B. Gravendeel, Y. Choi, R. Verpoorte, C. Smit, L.W. Beukeboom (2016). Incorporation of an invasive plant into a native insect herbivore food web. PEERJ 4: e1954.
6 B. Gravendeel, K. Vijverberg (2020). Evolutie van planten sneller dan gedacht. Planten 11: 21-24.
7 M. Schilthuizen (2017). Darwin in de stad. Evolutie in de urban jungle. Atlas Contact.

Hout leren kennen, benutten en waarderen

Wat kun je met hout doen, anders dan gebruiken voor brandstof? Eigenlijk moet de vraag zijn, wat kun je niet van hout maken? Bovendien worden er nog steeds nieuwe houttoepassingen uitgevonden.

De grondstof hout
Hout laat zich heel gemakkelijk bewerken. Je hoeft helemaal geen vakman of vakvrouw te zijn. Maar foutieve houttoepassingen geven aan hout een slechte naam. De ideale houtsoort toepassen in een foutieve constructie geeft een slecht resultaat, evenals het gebruik van een foutieve houtsoort in een goede constructie. Al deze foutieve toepassingen geven aan hout een slechte reputatie, waardoor hout dikwijls ten onrechte vervangen wordt door andere bouwstoffen. We kunnen hout enkel maar waarderen als het goed is toegepast en daar is houtkennis voor nodig.
Eigenlijk moeten we veel meer hout gebruiken, uiteraard met respect voor de natuur. Bomen slaan koolstofdioxide op in het hout dat zij produceren. Als we hout duurzaam toepassen, dan blijft dit broeikasgas bewaard. Bij het natuurlijk vergaan of verbranden van hout wordt koolstofdioxide teruggegeven aan de natuur. Dus hoe duurzamer de toepassingen, hoe langer het broeikasgas opgeslagen blijft, hoe beter voor ons milieu. Houtkennis ligt aan de basis van duurzaam gebruik.

Houtkennis is de basis
Een boom kan op verschillende manieren verzaagd worden. En dit heeft zijn invloed op de tekening van het hout. Het is belangrijk te weten dat bij het verzagen van de boom in planken de buitenplanken een andere tekening hebben dan de middelste plank van de boom. De plank op de foto links (p.37) geeft wat wij met een vakterm een dosse tekening noemen. De plank op de rechterfoto (p.37) noemen we kwartier omdat deze een kwartierse tekening geeft. Het verlopen van de tekening van dosse naar kwartier, gaat van buitenste plank naar middelste plank. Dat noemen we valskwartier.
De tekening van het hout is niet alleen belangrijk bij de esthetiek van het werkstuk, het heeft daar ook een technische invloed op. Zo heeft hout verschillende eigenschappen met technische invloeden op het werkstuk. Een goed en bekend voorbeeld daarvan is het zogenaamde ‘werken’ van hout, waarbij hout uitzet als het vocht opneemt en krimpt als het vocht afgeeft. Er zijn meer dan 60.000 verschillende houtsoorten en iedere houtsoort heeft zijn eigen karakteristieken. Zelfs de groeiomstandigheden bepalen mede de eigenschappen. Daarom moet de houtbewerker over voldoende houtkennis per houtsoort beschikken zodat het duurzaam toegepast kan worden.

Een eiken plank kwartierse tekening
Een eiken plank, dosse tekening

Onbegrensde houttoepassingen
Bekende en veel gebruikte houttoepassing zijn de toepassingen binnenshuis, zoals meubels, parket, deuren, enzovoorts. Ook buitenshuis wordt hout toegepast, onder andere in kozijnen, buitenschrijnwerk en bij de gevelbekleding. We kunnen een compleet houten woning bouwen en hout aanwenden in constructiewerk – zowel binnen als buiten – zoals we dat kennen bij bruggen.
Houttoepassingen in het water kennen we bijvoorbeeld als schepen en sluizen. Maar ook onder water wordt hout gebruikt voor waterbouwkundige werken. Beeldhouwwerk of draaiwerk zijn bekende vormen van hout in de sier- en kunstwerken. De mogelijkheden om hout in deze sector toe te passen zijn onbegrensd.
Voor productontwikkelingen (mallen of matrijzen) is hout een belangrijke grondstof. Hout verwerkt tot fineer geeft tal van toepassingen, waarbij we zuinig omgaan met de grondstof. Of een toepassing als afgeleid product, zoals meubel- of spaanplaten, MDF of multiplex.
Een muziekwereld zonder hout bestaat niet. Voor schoeisel, klompen, en in de kleding gebruiken we hout. Maar ook als verpakkingsmateriaal of voor onze hobby.

Een houten kubuscamera

Toekomstige houttoepassingen
Hout toepassen in de batterijwereld biedt tal van nieuwe mogelijkheden. Amerikaanse onderzoekers publiceerden een werk, waarin zij een batterij hebben ontwikkeld met hout. De kleine nieuwe batterij bestaat uit een strookje hout met een coating van tin en blijkt grote potentie te hebben. Verwacht wordt dat deze nieuwe techniek het best geschikt zal zijn voor grootschalige energieopslag van hernieuwbare energie door de relatief lage kosten van de gebruikte materialen.
Houtschuim biedt nieuwe toepassingen als natuurlijke isolatievorm. We kunnen hout sterker maken dan staal. We kunnen van hout glas maken. En hout biedt tal van mogelijkheden voor de 3D-printer. Niet zo vreemd, want hout is sterk en uitstekend te bewerken. Hout voor 3D-printing is leverbaar in verschillende kleuren en wordt vaak ingezet om huishoudelijke producten als bestek, sieraden, speelgoed en handgrepen te fabriceren.

Tot slot
Deze opsomming geeft geen volledig overzicht waarvoor we hout kunnen gebruiken. Wat kunnen we niet van hout maken?
De natuur bevat een zeer grote diversiteit aan houtsoorten. Elke houtsoort heeft zo zijn eigen eigenschappen, wat de toepassingsmogelijkheden ruim uitbreidt. We moeten ons huidige marktaanbod van houtsoorten aanpassen aan deze grote diversiteit. Hierdoor kunnen we de bedreigde houtsoorten redden van het uitsterven. Het bos op een duurzame manier behouden, geeft een onuitputtelijke bron van hout. Duurzaam geproduceerde houtproducten kunnen, mits correct onderhouden, eeuwig meegaan. Nadien kunnen we het perfect recycleren.
Met andere woorden: wij lenen hout van de natuur en geven het na gebruik terug aan de natuur.

* Ludo Van Bladel is Erkend Houtexpert en voorzitter van de HCTO Houtstudie Centrum, België.

Logo HCTO Antwerpen

In de voetsporen van een plantenjager

‘Wanneer men voor het eerst een nieuw en vreemd land betreedt, is het moeilijk de planten waarvan men de gecultiveerde vormen kent te gaan verkennen in het wild; er gaan maanden voorbij voor men redelijk vertrouwd is met de “gewone” planten om zich heen.’ Aldus Ernest Wilson, planthunter van beroep.

Ernest Henry Wilson (1876-1930), geboren in Chipping Campden, UK, is een belangrijke – zo niet de belangrijkste – plantenverzamelaar van onze tijd. Bijna in elke tuin staat wel een plant, struik of boom waar Wilson verantwoordelijk voor is: het gaat er niet zo zeer om dat hij ze heeft ontdekt maar vooral heeft geïntroduceerd in onze tuinen. Bij ons in de Botanische Tuinen te Utrecht hebben wij enkele jaren geleden het idee opgevat om een planthunterstuintje te ontwerpen.
Ik neem u mee op reis met een selfmade plantsman. Wilson was een praktische en goed georganiseerde, harde werker, met een goed oog voor wat een tuinplant was, en vooral was hij een uitstekend diplomaat.

Wilson tijdens een van zijn verblijven in China

De eerste reis naar China
Zijn eerste China-trip ondernam hij in 1899, op 23-jarige leeftijd, vertrekkende uit Liverpool naar Boston. Daar ontmoette hij Charles Sprague Sargent (1841-1927) van het Arnold Arboretum, die in zijn leven een belangrijke rol zou gaan spelen. Met de trein naar San Francisco en vervolgens met de boot naar Hong Kong. Na een binnenlandse trip van 1000 km ontmoette hij Augustine Henry, collega planthunter, die hem een kaart meegaf van het gebied waar mogelijk een Davidia involucrata zou groeien. Deze trip had als doel zaad te verzamelen van de vaantjesboom, een tiental jaar eerder ontdekt door Père Armand David, de Franse missionaris/plantverzamelaar. Voordat zo een reis van start kon gaan was Wilson een tijd bezig om een goed team van lokale mensen om zich heen te verzamelen, want hij was afhankelijk van de juiste hulp. Team Wilson ging dus op pad naar de Davidia en kreeg direct de eerste deceptie: aangekomen op de plek kwamen ze tot de spijtige ontdekking dat de lokale bevolking de boom had omgezaagd om er huisjes van te bouwen. Na een reis van 13000 km en vijf maanden een behoorlijke tegenvaller. Echter het geluk was ook aan zijn zijde: een maand later, op 19 mei, stootten ze op zomaar een plek in het bos op een enorme Davidia, bloeiend en wel. Wilson heeft toen veel zaad verzameld van het jaar ervoor en keerde in 1902 terug naar Engeland met vele zaden, planten en herbariumvellen. Op de kwekerij van Veitch duurde het 18 maanden voordat de zaden kiemden, na diverse warmte/koude behandelingen.

Meconopsis integrifolia in zijn natuurlijke habitat
Foto: Ivo van Capel

China, Japan en Korea
Wilsons tweede trip naar China (1903, net zoals de eerste reis namens Veitch) stond in het teken van de Meconopsis integrifolia. Deze gele papaver bloeit in het Tibetaanse hooggebergte van Sichuan en Yunnan. Dat zo’n reis lang niet altijd vlekkeloos verliep, is logisch. Op de rivier de Yangtze had Wilson veel geluk, waar vele boten voor hun kapseisden bleef Wilson ongedeerd. Wel had hij in het begin veel last van de hoogteziekte. Twee jaar later keerde hij huiswaarts met zaden van 510 species en 2400 herbariumvellen.
In januari 1907 ondernam Wilson een derde trip naar China, dit keer namens het Arnold Arboretum, aankomst dit keer in Shanghai en vervolgens richting Hubei en Sichuan. Door malaria was Wilson zelf 4-5 maanden uit de roulatie maar zijn team ging gewoon door met zoeken naar planten, zo had Wilson zijn Chinese botanisten getraind. Ook Wilson leerde van zijn fouten: in opdracht van Harvard moest hij Lilium regale-bollen meenemen, die had hij gevonden tijdens zijn vorige trip. Door het verkeerd verpakken van de bollen kwamen ze allemaal verrot aan. Dat zou hij tijdens een volgende trip anders aanpakken.
In 1909 ontmoette Wilson in Peking een andere plant­hunter, William Purdom. Het was een komen en gaan van plantenverzamelaars in de eerste 30 jaar van de twintigste eeuw. Zijn terugkeer ging deze keer met de trein via de transsiberische lijn naar Europa.
Voordat Wilson aan zijn vierde trip begon had Sargent hem een baan beloofd in het Arnold Arboretum. In Boston was Wilson al een bekend persoon, wat hem een bijnaam opleverde: ‘Chinese Wilson’. Ook op deze trip weer vele botanische juweeltjes, zoals Acer griseum, Cornus kousa var. chinensis, Larix potaninii, Magnolia wilsonii, Rhododendron moupinense, Cardiocrinum cathayanum. Na zijn vierde trip heeft Wilson een paar jaar aan zijn ontdekkingen gewerkt, boeken geschreven en herbariumvellen gecontroleerd. In het Arnold Arboretum werkte ook Alfred Rehder (1863-1949), een belangrijk taxonoom die veel materiaal van Wilson bestudeerde.
Het bloed kruipt echter waar het niet gaan kan en in 1914 ging Wilson opnieuw op reis, dit keer niet naar China maar naar Japan. Vrouw en kind wilden nu ook eens mee en zo gezegd zo gedaan. Er moest wel gewerkt worden; in een jaar tijd verzamelde hij ruim 2000 herbariumvellen. Ook veel coniferen en Prunussen dit keer, waaronder de gerenommeerde Prunus jamasakura.
Zijn zesde en allerlaatste trip ging wederom richting Japan, vooral het zuidelijke gedeelte onder andere de Ryukyu eilanden waar hij veel Rhododendron verzameld heeft, speciaal de azalea-types. Ook het Koreaanse schiereiland ontkwam niet aan Wilsons bezoek. Stewartia koreana en Acer pseudosieboldianum zijn enkele van zijn introducties. Tot slot verbleef Wilson enkele maanden op Taiwan waarna hij Taiwania cryptomerioides heeft geïntroduceerd.

In 1919 keerde Wilson terug naar Amerika. In 20 jaar tijd heeft deze man ongelofelijk veel meegemaakt, gezien en ook afgezien. Wilson volgde Sargent op als hoofd van het Arnold Arboretum, helaas niet voor lang want in 1930 kwamen Wilson en zijn vrouw om het leven bij een auto-ongeluk.
De volgende aantallen geven duidelijk weer wat een werklust deze man had: hij verzamelde ruim 65.000 specimina verdeeld over 5000 soorten, waarvan er 1000 door Wilson geïntroduceerd/ontdekt zijn.
In de Botanische Tuinen Utrecht hebben we nu een beworteld stekje van Clematis montana var. wilsonii van de originele destijds door Wilson verzamelde plant. Afgelopen juni had ik de eer om namens de Botanische Tuinen Utrecht ruim drie weken rond te reizen in Sichuan en Yunnan. Ik heb op diverse bergpassen gelopen op zoek naar planten, af en toe waren mijn gedachten bij een grote held uit het verleden die hier meer dan een eeuw geleden ook rond jaagde op zoek naar botanisch geluk.