Categorie archieven: Dendrovaria

Boomkokers of ‘houte schutsels van boomen’

We weten natuurlijk al eeuwen dat een boom meer is dan een stam en kroon alleen. In geval van boombescherming op bouwlocaties geven tegenwoordige richtlijnen aan dat als het maar even kan bescherming ter grootte van de kroonprojectie het uitgangspunt moet zijn. Bij beperkte werkruimte is boomspiegel-bescherming een alternatief en in uitzonderingssituaties kan men terugvallen op stambescherming.

Blommarkt Amsterdam, met verkoop van planten en boompjes in de schaduw van bomen met boomkokers; uiterst links een boom met een fors formaat boomkoker, uitsnede Gezicht op het stadhuis te Amsterdam (circa 1720), Andries en Hendrik de Leth.

Afbeeldingen
Stambescherming, met name ook buiten bouwlocaties, is een vorm van bescherming die ook al eeuwen wordt toegepast. Bewust kijken is zien, is het credo. Oude stadsgezichten in schildering, tekening en prent laten vaak genoeg ook de bomen in de stad zien. Vaak ietwat schraal, ‘wild’ of rustiek als je ze positief schilderachtig duidt. Mogelijk een bewuste keuze van de kunstenaar. Sowieso geeft te veel blad te weinig zicht op gevels, leven en stad.
Als je een serie zeventiende- en achttiende-eeuwse stadsgezichten naloopt dan kom je ze wel tegen. Bomen sowieso en vaak genoeg ook boombescherming, bijna zonder uitzondering betreft het dan jonge bomen. Vaak bestaat die bescherming uit niet meer dan vier simpele planken, tezamen een boomkoker. Naast deze ‘kale’ vorm zijn er ook kokers waar esthetiek een rol speelde; kokers als toonbeeld van een kunstenaarshand. Hoewel het eerder de hand van de meester-timmerman zal zijn geweest. Het betreft boomkokers met beperkte vormgeving middels een kroonlijst aan de bovenzijde, tot bij een enkeling een haast kunstzinnig voetstuk aan de onderzijde.

Drie boomkokers: van uiterst simpel (met aanplakbiljet), via één met kroonlijst tot één met een ook fraai vormgegeven voet.

Reglementen
Niet alleen afbeeldingen brengen boomkokers naar voren. In reglementen of handvesten valt het woord boomkokers ook een enkele keer. Uit een Amsterdamse keur uit 1525 komt naar voren dat ‘wie boomen … quetste / schilde ofte schoffeerde in eeniger manieren / dat die sal openbaerlich gegeesselt worden’. Uit een toevoeging uit 1612 komt naar voren dat bomen ‘soete lucht / cieraet ende plaisantie’ bieden en ook daarom beschermd zijn. Een keur uit 1631 voegt hieraan toe dat schepen niet ‘aende boomen / kokers of te tempels’ vastgemaakt mogen worden. En zo is het ook geboden ‘houte schutsels of kokers van boomen niet te beroven’. Tot slot is het verboden ‘de kokers vande boomen ofte tempels van dien te breken / beschadigen of wegh te nemen’. ‘Tempels’ is dan een nieuwe benaming. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft als verklaring: ‘Paal tot steun van een jongen boom.’ Ik denk dat dat te simpel is, volgens mij klinkt er een groter formaat in door. Mogelijk een boombescherming van een forse, oudere boom als op een van de prenten van Jan van der Heijden, prenten die in feite reclamewerk voor zijn brandspuiten waren. Een prent uit 1690 verbeeldt een huis waar brand had gewoed maar dat grotendeels behouden bleef door inzet van de brandspuit van Jan van der Heijden. Maar de prent biedt meer. Zo staan er bomen in boomkokers op en is er een forsere oudere boom met om de stam haast een ‘huisje’ dat zonder twijfel bedoeld is als bescherming van die boom. Zou dit een in de keur genoemde ‘tempel’ zijn?

Uitsnede prent uit 1690 van Jan van der Heijden met een boom met boomkoker (links) en een forsere boom met een andersoortige bescherming (rechts); zou de laatste een zogenaamde ‘tempel’ zijn?

Bouwtekening
Van weer later datum is een andere uiting. Een soort bouwtekening met beschrijving. Deze is opgenomen in Beginselen van het bouw­kunstig teekenen (1829) van de architect, oud timmerman en onderwijzer Wybrand Tollenaar. Bij de afbeelding ‘Bouwtekening’ is sprake van een ‘zeskanten koker’ met onderaan een plint met schuine bovenzijde ‘opdat het water er niet op blijve staan’ en tot steun paaltjes in de grond. Aan de bovenzijde is een horizontale uitspringende en geprofileerde band, een kroonlijst, met een eveneens voor afwatering schuine bovenzijde. En in ieder plank moet een gat ‘van eene willekeurige gedaante’ komen ‘voor lucht van den stam’. Beschrijving en tekening betreffen als gezegd een ‘zeskanten koker’, maar ‘vierkant, achtkant of meer kanten kan natuurlijk ook’.

Advertenties
Als afsluiting een advertentie uit 1908 uit een catalogus van de firma Blass & Groenewegen. Hierin wordt een vorm van boombescherming aangeboden die we zelf nog kennen: boomkorven. Ook toen al in verschillende vormen en formaten en prijzen van ƒ4,25 tot ƒ6,00; bij het ongetwijfeld duurste exemplaar heet het ‘op aanvr.’ Ook deze boombeschermers moesten ‘zoowel den boom ten goede komen als het algemeen aanzien der straat verhoogen’.

‘Bouwtekening’ van een boomkoker uit Beginselen van het bouwkunstig teekenen (1829)
Advertentie met boomkorven, uit catalogus Blass & Groenewegen (1908)

Darwin in de stad

Onze wereld verstedelijkt. Het stadsmilieu is extreem en leidt tot aanpassingen van wilde soorten. Over de snelheid van evolutie van stadsplanten weten we nog weinig. Meer kennis over hoe snel en waarom sommige stadsplanten verschijnen en andere verdwijnen is nodig om onze steden leefbaar te houden.

Steden zijn kunstmatige leefomgevingen vol beton en andere uitdagingen voor planten. Door de hoge concentratie aan straling absorberende oppervlaktes wordt het er ’s zomers warmer en ’s winters kouder dan in natuurgebieden. De vele balkons, boomspiegels, parken en tuintjes hebben een hoge concentratie aan exoten maar zijn niet met elkaar verbonden. Deze speciale combinatie van abiotische en biotische omgevingsfactoren leidt tot snelle aanpassingen van planten.

Zaadheteromorfie
Sommige stadsplanten kunnen de grootte, vorm en het gewicht van hun zaden aanpassen. Dit noemen we zaadheteromorfie.1 Van paar­denbloem (Taraxacum officinale) is het nootje in de buitenrand van het bloemhoofdje zwaarder dan in het midden. Zware nootjes vallen vlak bij de moederplant op de grond terwijl lichte nootjes verder weg waaien. De hypothese is dat in wijken met weinig openbaar groen relatief meer zware nootjes geproduceerd worden. De kans op kieming in het kleine stukje groen waar de moederplant staat, bijvoorbeeld een voeg tussen twee stoeptegels, neemt daarmee toe. Als deze voeg midden in een volledig bestraatte wijk ligt, is investeren in verder weg waaiende lichte zaden zinloos. Er is echter veel com­petitie tussen kiemende zaden in kleine voegen. Deze strategie gaat in wijken met veel openbaar groen dan ook waarschijnlijk niet op: daar wordt juist meer in lichtere nootjes geïnvesteerd. De ruimtelijke verspreiding van beide vormen in Nederland varieert niet alleen per locatie maar ook door de tijd. Momenteel wordt onderzocht of er een verband is tussen toenemende verstedelijking en zaadgewicht.

Afweerstoffen
In drukke steden stemt witte klaver (Trifolium repens) het gehalte aan cyanide in de plant af op de afstand tot het centrum. Hoe verder van het centrum, hoe giftiger het blad voor vraatzuchtige aaltjes, rupsen en schimmels. In het centrum is de temperatuur op straat ’s winters het laagst: het drukke verkeer houdt de stad daar sneeuwvrij. In de rustigere buitenwijken blijft een pak sneeuw langer liggen. De sneeuwlaag werkt isolerend: de klaverplantjes eronder hebben minder last van vorstschade en daardoor meer van het giftige cyanide in hun blad en minder last van herbivoren.2
Eikenmos (Evernia prunastri) bevat usninezuur. Lichtgrijze exemplaren van dit korstmos bevatten weinig usninezuur, donkergroene vormen veel meer. De ruimtelijke verspreiding van beide vormen in Nederland varieert door de tijd. Momenteel wordt onderzocht of er een verband is tussen het voorkomen van beide kleurvormen en lokale concentraties zwaveldioxide en stikstof.

Eikenmos op zomereik (Quercus robur)
Foto: Rianne van Deelen

Apomixis
Apomixis kan ook bijdragen aan het succes van stadsplanten. Sommige struiken in stedelijke milieus, zoals Japanse wijnbes (Rubus phoenicolasius), kunnen vruchten produceren zonder dat daar een vaderplant voor nodig is. Een voor het stadsmilieu gunstige combinatie van genetische eigenschappen kan zo generaties lang gehandhaafd blijven en tot een snelle opmars leiden.

R- en K-strategie
Steden hebben verschillende micro-habitats. Drukke straten zijn voorbeelden van sterk verstoorde micro-habitats. We vinden er veel soorten met een zogenaamde r-strategie: planten die snel groeien en relatief grote hoeveelheden kleine zaden produceren die makkelijk kiemen. Hemelboom (Ailanthus altissima) heeft een r-strategie. Op oude stadsmuren daarentegen is er relatief weinig verstoring. Hier vinden we K-strategen. Deze planten groeien langzaam en produceren relatief kleine hoeveelheden grote zaden. Vlinderstruik (Buddleja davidii) is een voorbeeld van een K-strateeg.3

Zaailing van Ailanthus altissima
Foto: Baudewijn Odé

Exoten
Onder stadsplanten vinden we veel nieuwkomers die soms blijvertjes worden. Hartbladige els (Alnus cordata), trompetboom (Catalpa bignonioides), vijgenboom (Ficus carica), pluimes (Fraxinus ornus) en buxuskamperfoelie (Lonicera nitida) kunnen zich uitbreiden in onze steden door de wereldwijde opwarming. Verspreiding van de vruchten gebeurt door andere exoten in de stad zoals halsbandparkiet (Psittacula krameri).4 De verwachting is dat deze exotische plantensoorten, net als Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina), uiteindelijk in het lokale voedselweb worden opgenomen.5 Het wachten is op exotische specialisten zoals trompetboommeeldauw (Erysiphe catalpae).

De peulvormige doosvruchten van Catalpa bignonioides
Foto: H. Zell

Soortvorming
Bovenbeschreven evolutionaire aanpassingen in zaadheteromorfie, chemische afweer, voortplanting, ecologische strategie en symbiose voltrekken zich met een snelheid waar Charles Darwin niet van had durven dromen.6 Zaadheteromorfie kan bijvoorbeeld al binnen tien generaties significant veranderen. Stadsplanten raken daardoor snel op stedelijke milieus ingespeeld. Sommige stadsplantensoorten planten zich voort via steeds zwaardere zaden, anderen via apomixis of met behulp van stadsvogels. Hun zaden verspreiden zich daardoor meer lokaal. Dit leidt tot een toename van reproductieve isolatie tussen populaties. Op den duur kan dit, net als bij de ‘stadsmerel’ (Turdus urbanicus), tot de vorming van nieuwe stadsplantensoorten leiden.7

Literatuur
1 P.O. Cheptou, O. Carrue, S. Rouifed & A. Cantarel (2008). Rapid evolution of seed dispersal in an urban environment in the weed Crepis sancta. Proceedings of the National Academy of Sciences 105(10): 3796-3799.
2 K.A. Thompson, M. Renaudin, M.T.J. Johnson (2016). Urbanization drives the evolution of parallel clines in plant populations. Proceedings of the Royal Society B series 283 (1845): 1471-2954.
3 R. Salguero-Gomez, O.W. Jones, E. Jongejans, S.P. Blomberg, D.J. Hodgson, C. Mbeau-Ache, P.A. Zuideman, H. de Kroon, Y.M. Buckley (2006). Fast-slow continuum and reproductive strategies structure plant life-history variation worldwide. Proceedings of the National Academy of Sciences 113(1): 230-235.
4 P. Clergeau, A. Vergnes (2011). Bird feeders may sustain feral Rose-ringed parakeets Psittacula krameri in temperate Europe. Wildlife Biology 17: 248-252.
5 M.Schilthuizen, L.P.S. Pimenta, Y. Lammers, P.J. Steenbergen, M. Flohil, N.G.P. Beveridge, P.T. van Duijn, M.M. Meulblok, N. Sosef, R. van de Ven, R. Werring, K.K. Beentjes, K. Meijer, R.A. Vos, K. Vrieling, B. Gravendeel, Y. Choi, R. Verpoorte, C. Smit, L.W. Beukeboom (2016). Incorporation of an invasive plant into a native insect herbivore food web. PEERJ 4: e1954.
6 B. Gravendeel, K. Vijverberg (2020). Evolutie van planten sneller dan gedacht. Planten 11: 21-24.
7 M. Schilthuizen (2017). Darwin in de stad. Evolutie in de urban jungle. Atlas Contact.

Hout leren kennen, benutten en waarderen

Wat kun je met hout doen, anders dan gebruiken voor brandstof? Eigenlijk moet de vraag zijn, wat kun je niet van hout maken? Bovendien worden er nog steeds nieuwe houttoepassingen uitgevonden.

De grondstof hout
Hout laat zich heel gemakkelijk bewerken. Je hoeft helemaal geen vakman of vakvrouw te zijn. Maar foutieve houttoepassingen geven aan hout een slechte naam. De ideale houtsoort toepassen in een foutieve constructie geeft een slecht resultaat, evenals het gebruik van een foutieve houtsoort in een goede constructie. Al deze foutieve toepassingen geven aan hout een slechte reputatie, waardoor hout dikwijls ten onrechte vervangen wordt door andere bouwstoffen. We kunnen hout enkel maar waarderen als het goed is toegepast en daar is houtkennis voor nodig.
Eigenlijk moeten we veel meer hout gebruiken, uiteraard met respect voor de natuur. Bomen slaan koolstofdioxide op in het hout dat zij produceren. Als we hout duurzaam toepassen, dan blijft dit broeikasgas bewaard. Bij het natuurlijk vergaan of verbranden van hout wordt koolstofdioxide teruggegeven aan de natuur. Dus hoe duurzamer de toepassingen, hoe langer het broeikasgas opgeslagen blijft, hoe beter voor ons milieu. Houtkennis ligt aan de basis van duurzaam gebruik.

Houtkennis is de basis
Een boom kan op verschillende manieren verzaagd worden. En dit heeft zijn invloed op de tekening van het hout. Het is belangrijk te weten dat bij het verzagen van de boom in planken de buitenplanken een andere tekening hebben dan de middelste plank van de boom. De plank op de foto links (p.37) geeft wat wij met een vakterm een dosse tekening noemen. De plank op de rechterfoto (p.37) noemen we kwartier omdat deze een kwartierse tekening geeft. Het verlopen van de tekening van dosse naar kwartier, gaat van buitenste plank naar middelste plank. Dat noemen we valskwartier.
De tekening van het hout is niet alleen belangrijk bij de esthetiek van het werkstuk, het heeft daar ook een technische invloed op. Zo heeft hout verschillende eigenschappen met technische invloeden op het werkstuk. Een goed en bekend voorbeeld daarvan is het zogenaamde ‘werken’ van hout, waarbij hout uitzet als het vocht opneemt en krimpt als het vocht afgeeft. Er zijn meer dan 60.000 verschillende houtsoorten en iedere houtsoort heeft zijn eigen karakteristieken. Zelfs de groeiomstandigheden bepalen mede de eigenschappen. Daarom moet de houtbewerker over voldoende houtkennis per houtsoort beschikken zodat het duurzaam toegepast kan worden.

Een eiken plank kwartierse tekening
Een eiken plank, dosse tekening

Onbegrensde houttoepassingen
Bekende en veel gebruikte houttoepassing zijn de toepassingen binnenshuis, zoals meubels, parket, deuren, enzovoorts. Ook buitenshuis wordt hout toegepast, onder andere in kozijnen, buitenschrijnwerk en bij de gevelbekleding. We kunnen een compleet houten woning bouwen en hout aanwenden in constructiewerk – zowel binnen als buiten – zoals we dat kennen bij bruggen.
Houttoepassingen in het water kennen we bijvoorbeeld als schepen en sluizen. Maar ook onder water wordt hout gebruikt voor waterbouwkundige werken. Beeldhouwwerk of draaiwerk zijn bekende vormen van hout in de sier- en kunstwerken. De mogelijkheden om hout in deze sector toe te passen zijn onbegrensd.
Voor productontwikkelingen (mallen of matrijzen) is hout een belangrijke grondstof. Hout verwerkt tot fineer geeft tal van toepassingen, waarbij we zuinig omgaan met de grondstof. Of een toepassing als afgeleid product, zoals meubel- of spaanplaten, MDF of multiplex.
Een muziekwereld zonder hout bestaat niet. Voor schoeisel, klompen, en in de kleding gebruiken we hout. Maar ook als verpakkingsmateriaal of voor onze hobby.

Een houten kubuscamera

Toekomstige houttoepassingen
Hout toepassen in de batterijwereld biedt tal van nieuwe mogelijkheden. Amerikaanse onderzoekers publiceerden een werk, waarin zij een batterij hebben ontwikkeld met hout. De kleine nieuwe batterij bestaat uit een strookje hout met een coating van tin en blijkt grote potentie te hebben. Verwacht wordt dat deze nieuwe techniek het best geschikt zal zijn voor grootschalige energieopslag van hernieuwbare energie door de relatief lage kosten van de gebruikte materialen.
Houtschuim biedt nieuwe toepassingen als natuurlijke isolatievorm. We kunnen hout sterker maken dan staal. We kunnen van hout glas maken. En hout biedt tal van mogelijkheden voor de 3D-printer. Niet zo vreemd, want hout is sterk en uitstekend te bewerken. Hout voor 3D-printing is leverbaar in verschillende kleuren en wordt vaak ingezet om huishoudelijke producten als bestek, sieraden, speelgoed en handgrepen te fabriceren.

Tot slot
Deze opsomming geeft geen volledig overzicht waarvoor we hout kunnen gebruiken. Wat kunnen we niet van hout maken?
De natuur bevat een zeer grote diversiteit aan houtsoorten. Elke houtsoort heeft zo zijn eigen eigenschappen, wat de toepassingsmogelijkheden ruim uitbreidt. We moeten ons huidige marktaanbod van houtsoorten aanpassen aan deze grote diversiteit. Hierdoor kunnen we de bedreigde houtsoorten redden van het uitsterven. Het bos op een duurzame manier behouden, geeft een onuitputtelijke bron van hout. Duurzaam geproduceerde houtproducten kunnen, mits correct onderhouden, eeuwig meegaan. Nadien kunnen we het perfect recycleren.
Met andere woorden: wij lenen hout van de natuur en geven het na gebruik terug aan de natuur.

* Ludo Van Bladel is Erkend Houtexpert en voorzitter van de HCTO Houtstudie Centrum, België.

Logo HCTO Antwerpen