Categorie archieven: Dendrologen aan het woord

Martin Tijdgat: ‘Van Nothofagus naar Nothofagus

Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestaat?
Ik ben Martin Tijdgat, 62 jaar, geboren in Rotterdam. Sinds 2002 groenbeheerder in de gemeente Wijdemeren. Daarnaast houd ik me bezig met het toepassen van de Wet Natuurbescherming (voorheen boswet en flora- en faunawet) en het beantwoorden van cultuurtechnische vragen van projectleiders en makers van bestemmingsplannen. Voor 2002 heb ik gewerkt bij de provincie Zuid-Holland en bij diverse gemeenten in Noord- en Zuid-Holland, onder andere in de milieu- en reinigingswereld.

Martin Tijdgat bij de Nothofagus van het gemeentehuis van Wijdemeren
Foto: Ineke van Teylingen

Wat voor scholing/opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Mijn dendrologische scholing kreeg ik vanaf 1976 op de Rijks Hogere School voor Tuinbouw- en Landschapsinrichting in Boskoop van onder andere de heren Vahl en Hans Janssen. Zij hebben me geïnspireerd en van alles bijgebracht, van bollen en knollen tot wilde planten en bomen. In de loop der jaren zo’n 3500 verschillende soorten. Daarnaast ben ik sinds 1980 door zelfstudie ecologisch geschoold in het IVN en ben nog steeds Natuurgids. Tot 1995 heb ik veel aan vrijwillig natuur- en landschapsbeheer gedaan en meegewerkt aan een cursusboek over dit onderwerp.

Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan en wie hebben je geïnspireerd?
Ik kom niet uit een groene familie maar in mijn jeugd gingen we vaak naar het recreatielandgoed Bijdorp, aan de Bergse Plas in Rotterdam. In het natte veen wemelde het van de veenmollen, zo werd mijn interesse voor de natuur groter. Daarnaast zat ik als jongetje vaak in Diergaarde Blijdorp. De diversiteit aan bomen en planten was er geweldig. Rijdend over rijks- en provinciale wegen verbaasde ik me over de eenvormigheid van wegbeplantingen; zo saai en beperkt. Dat moest toch anders kunnen. Zodoende kwam ik in Boskoop terecht. Ik heb veel inspirerende personen ontmoet, zoals Ronnie Nijboer, Marjan van Elsland, Wout Kromhout, Jaap Smit, Klaas Verboom, Hans Heybroek. Het zijn er te veel om allemaal op te noemen.

Voor welke planten heb je een speciale passie en hoe is dat gekomen?
Ik ben geraakt door alles met geur! Dat is in de kwekerswereld zo’n onderschat verkoopargument. Geur heeft direct inwerking op oude delen van ons brein, geuren worden in ons geheugen geweldig goed vastgelegd. Wat heeft het voor zin om rozen toe te passen die niet geuren? Wat is er leuker dan wandelend een Betula lenta te ruiken? Mijn stadstuintje vul ik met geur, naast voor mij onbekende bomen en struiken die ik test om later in de gemeente te gebruiken. Daarnaast ben ik gebiologeerd door Ulmus. Toen ik in Wijdemeren begon kon ik er maar een vijftig vinden. Rond 2007 ontstond in mijn hoofd het duizend-iepen-plan. We zijn goed op weg, er staan er al meer dan achthonderd.

Hoe ziet in grote lijnen je dendrologische leven er uit?
Het hele jaar draait om de cyclus rond bomen; ’s zomers laten we een boomveiligheidscontrole uitvoeren voor 1/3 van de 8800 bomen. Hieruit volgt een onderhouds- en kapplan met kap van circa 2% van de onderzochte bomen, de laatste jaren wat extra vanwege aangetaste essen. Daarna praten we met de bewoners over een nieuwe inrichting. ‘Probleem’ is dat we zure natte grond hebben tussen de stuwwal en de Vecht. Dan wordt het vaak een puzzel wat je als vervanger neerzet. De nieuwe bomen planten we in het eerste kwartaal, verzorgen ze twee jaar goed zodat ze aanslaan en goed doorgroeien. Van 2003 tot 2019 zijn we van ca. 250 naar 525 soorten bomen gegaan, waaronder negentig soorten iepen. Vorig jaar hebben we met assistentie van Jaap Smit de collectie Populus met negen soorten uitgebreid. En zicht gekregen op nog zo’n 10-20 aantrekkelijke populieren voor in de openbare ruimte. Ik zoek al jaren Carya soorten, dat lijkt dit jaar te lukken.

Hoe kijk je hierop terug? Heeft het je gegeven wat je verwachtte?
Nooit gedacht dat het zoeken, merken van bomen op kwekerijen en planten in de openbare ruimte zo leuk zou zijn dat ik alleen al daarom bij een lokale overheid wil werken. Het contact met publiek en politiek levert me vaak energie op.
Er komt helaas weinig terecht van de ambitie om een eigen arboretum aan te planten. Mogelijk dat ik een legaat kan doen aan een bestaand arboretum. Ik zou graag in het openbaar groen meer gevoelige soorten willen gebruiken, zoals Nothofagus en Eucalyptus, mediterrane of subtropische geurstruiken en bamboe. Daar zijn de geesten nog niet rijp voor, al bewijzen tal van particulieren met tropische tuinen dat het wel kan.

De nieuwe inrichting van het centrum Nederhorst den Berg met Prunus sargentii ‘Rancho’, Ulmus ‘Morton Glossy’, Platanus ×hispanica en Prunus ‘Spire’
Foto: Martin Tijdgat

Wat is het leukste wat je hebt meegemaakt?
In mijn beleving ben ik niet echt een dendroloog maar een genieter van bomen. Zo heb ik vijf keer met groepen mogen rondzwerven in het oerbos Bialowieza in Polen. Graag ga ik nog een keer naar de nu bijna boomloze highlands in Schotland, een gebied dat vroeger oerbos was. Er zijn nog 36 mini-stukjes over van dit Caledonian Forest. Ik doneer aan de organisatie Trees for Life die bezig is met herbebossing en verbinding van die stukjes unieke natuur.
Het is leuk om artikelen te maken voor het blad Boomzorg. Het meeste plezier heb ik beleefd aan een artikel over mijn top-10 van toekomstbomen voor de openbare weg zoals Arbutus en koudeverdragende Eucalyptus. Voor mijn lokale natuurvereniging schreef ik daar een vervolg op: ‘Nieuwe klimaatbomen’.

Wat is het vervelendste in je herinnering?
Dat ik elk jaar kamp met meer werk aan bomen dan dat er aan financiën ter beschikking staan. Dat dit op termijn hogere lasten, kwaliteitsverlies en meer uitval tot gevolg heeft dringt niet goed door. Dat gaat soms ten koste van mijn eigen inzet en gezondheid. Schrijnend zie je de gestage achteruitgang aan veel te jonge bomen, we mesten ze nooit. Daarnaast heb ik door politieke processen volkomen gezonde bomen moeten rooien of ernstig verminken vanwege schaduwhinder of duivenpoep. Tegenwoordig is er meer druk door de particuliere wens voor zonnepanelen ‘tegenover’ het belang van bomen in de openbare ruimte. Veel hangt dan af van de betrokkenheid van de wethouder of het collegeprogramma.

Heb je een leuke anekdote te vertellen?
Het is te gek dat ik naar aanleiding van mijn foto’s van Araucaria’s in Woodstock Gardens in Ierland een e-mail kreeg van een Chileense professor die mijn foto’s wilde gebruiken voor een boek over Chileense bomen over de hele wereld. Daar komt bij dat er in mijn voortuin een Nothofagus antarctica staat en één in de binnentuin van het gemeentehuis in Loosdrecht. Dagelijks rijd ik dus van Nothofagus naar Nothofagus. Dat verhaal wilde hij graag hebben met foto’s van beide bomen. Als dank is er in de bergen van het grensgebied van Chili en Argentinië een boom geplant. Ik kreeg een oorkonde en een Google-pin, zodat ik er ooit (met een helikopter) zou kunnen gaan kijken!
Een moment in de toekomst: Simen Brunia meldde mij eind 2018 dat er in Drenthe bij een particulier een dwergiep (Ulmus minor ‘Jacqueline Hillier’) staat van circa zestig jaar oud die men weg wil hebben omdat de boom te groot wordt. Deze zeldzame boom is 3,5m breed en ruim 4m hoog. De familie heeft de boom aan ons ter beschikking gesteld. Samen met Pius Floris Boomverzorging zijn we de boom aan het voorbereiden om volgend jaar november te verhuizen naar Loosdrecht als pronkstuk en afronding van de renovatie van een postzegelparkje.

Een gevarieerde boomweide met ongeveer acht verschillende boomsoorten en leeftijden. Op de voorgrond Populus nigra ‘Brandaris’.
Foto: Martin Tijdgat

Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Ja, dat is het leuke aan natuurgidsen, kwekerijen bezoeken, stagiaires begeleiden en het houden van bewonersavonden. Dat is ook waarom ik het iepenarboretum wil realiseren en liefst een paar mooie boomroutes wil maken om te lopen of fietsen. Ik heb de keus uit ruim 500 soorten.

Als je het over mocht doen, zou je dan weer hetzelfde doen?
Nee, niet hetzelfde. Nu heb ik er te lang over gedaan om uit te vinden dat ik dit werken met bomen zo leuk vind. Ik had wellicht eerder met of in de boomkwekerij willen werken als ik niet in hartje Rotterdam was opgevoed en tussen 1980 en 1995 teveel vrijwilligerswerk heb gedaan omdat ik, vanwege de crisis in de jaren tachtig, in Zuid-Holland geen echte baan kon vinden.

Zijn er nog bijzonderheden die je wilt vertellen?
Wilbert Hetterscheid vertelde over het Bomenmuseum in Doorn (AV-4 2019). Ik snap die passie. Ik zou het Bomenmuseum graag helpen om ook een daar passende collectie iepen op te bouwen. Met minimaal dertig verschillende, waaronder alle botanische kruisingsouders van de moderne hybriden. Die mogen daar niet ontbreken!
Een ander plan is de aanleg van een openbaar postzegelpark met vooral bamboes. Zodra ik een geschikte plek zie ga ik er aan werken.
Ook ben ik aan het nadenken over een ander soort fruitgaard in de openbare ruimte. Ik zie diverse kansen, maar het kost veel tijd om het te realiseren. In Loosdrecht moeten we rekenen met de invloed van de das. Maar wat is er mooier dan een fruitgaard met een achtste bewoonde dassenburcht?

Wilbert Hetterscheid, bevlogen directeur van het Nationaal Bomenmuseum Gimborn

Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestaat?
Ik ben Wilbert Hetterscheid, in 1957 geboren in Velsen in een gezin met twee zoons en woon met mijn vrouw in Bennekom. Ik ben directeur van het Nationaal Bomenmuseum Gimborn in Doorn, voorheen bekend als het Von Gimborn Arboretum. Mijn werkzaamheden bestaan uit de dagelijkse leiding, educatie, administratief werk, fysiek veldwerk, fondsen werven en ‘bomen onder de aandacht houden’.

Wilbert Hetterscheid tegen een steen met de plaquette (Onderscheiding van Verdienste) van de IDS uit 1989
Foto: Ineke van Teylingen

Wat voor scholing/opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Ik wilde bioloog worden en ging na mijn examen Gymnasium B naar de Universiteit in Utrecht met als specialisaties plantensys­tematiek, geologie (waaronder stratigrafie), paleontologie en theoretische biologie. In 1983 ben ik afgestudeerd en gestopt met verdere opleidingen.

Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan en wie hebben je geïnspireerd?
De liefde voor de natuur heb ik niet van huis uit meegekregen. Op mijn vierde wist ik al dat ik bioloog wilde worden. Insecten hebben altijd mijn voorkeur gehad. Ik heb veel naar mensen geluisterd en ben bijgespijkerd door specialisten met een grote kennis van bomen. Gaandeweg raakte ik meer en meer geïnspireerd door de kennis van de NDV’ers. Dat leidde na bezoek van Wout Kromhout in 2005 tot het voorzitterschap van de NDV. Jammer dat ik in 2013 wegens gezondheidsredenen de hamer moest neerleggen.

Voor welke planten heb je een speciale passie en hoe is dat gekomen?
Ik heb meerdere passies, het begon met Eu­phorbia (wolfsmelk). Ik ben een insectenmens en kweekte insecten in terraria waaronder rupsen van de wolfsmelkpijlstaart. De voedselplant die ik moest vinden, heksenmelk (Euphorbia esula), wekte een onverwachte nieuwsgierigheid in me op. De rest is geschiedenis. Mijn werk met de wolfsmelksoorten uit Madagaskar is in diverse publicaties verschenen. In samenwerking met de Hortus in Leiden hield ik me ook bezig met Amorphophallus. In Leiden stond een grote collectie. Verder ben ik dol op bollen, knollen en wortelstokken. Coniferen zie ik als evolutieobject, het is een fascinerende groep.

Acer pseudosieboldianum subsp. pseudosieboldianum
Foto: Wilbert Hetterscheid

Hoe ziet in grote lijnen je dendrologische leven er uit?
Ik heb als uitdaging circa 18 jaar als taxonoom voor de plantenhandel gewerkt. Toen er een vacature vrijkwam bij de Universiteit van Wageningen voor beheer van de arboreta Belmonte en De Dreijen heb ik gesolliciteerd en ben aangenomen. Bijleren over bomen kwam er toen toch van. Ik ben meer gaan lezen over bomen met een fascinatie voor naaldbomen in het bijzonder vanwege de link naar het verleden en mijn paleobotanische interesse. Momenteel heb ik twee hoofdtaken:
a) Lezingen geven over wetenschappelijke onderwerpen, bijvoorbeeld moleculair onderzoek of eigenschappen van de natuur, op een manier die voor iedereen te begrijpen is.
b) Fysiek werk in de collecties, planten oppotten, goed naar de bomen blijven kijken en onder andere taxonomisch bezig zijn met bijvoorbeeld Rhododendron.

Hoe kijk je hierop terug? Heeft het je gegeven wat je verwachtte?
Ik zie liever bomen dan polders. Mijn hobby is mijn beroep geworden. Ik heb hier onder andere de mogelijkheid om educatief bezig te zijn, juist nu bomen weer enorm in de belangstelling staan. De maatschappelijke waarde van bomen is helemaal ‘in’. In tegenstelling tot jaargenoten ben ik continue bioloog geweest. Dendrologie heeft me daarbij enorm geholpen.

Wat is het leukste wat je hebt meegemaakt?
Bij de aanvraag voor de museale status als Bomenmuseum stond in het formulier de vraag: ‘Hoe regelt u het klimaat in uw museum?’ Als ik DAT wist, had ik nu de Nobelprijs!

Wat is het vervelendste in je herinnering?
Het echec in Wageningen door de afstoting van de arboreta Belmonte en De Dreijen. Onder het excuus dat wij geen begroting konden inleveren waar een plus in zat. Later bleek dat men van het begin af aan van de tuinen af wilde. Geen winstgevende activiteit, dus wegwezen. Belmonte is nog een redelijk arboretum maar De Dreijen is meer een beeldentuin geworden.
Gelukkig kwam voor mij de mogelijkheid om hier in het Von Gimborn Arboretum aan de slag te gaan. Dit arboretum werd in 2010 door de Universiteit van Utrecht afgestoten waar het sinds 1966 een onderdeel van was.

Heb je een leuke anekdote te vertellen?
Op onze kwekerij staat een Acer met een ingegroeide schoffel. Het verhaal gaat dat Piet de Jong ooit zijn schoffel in de boom heeft gehangen en vergat op te ruimen. De boom is bewaard gebleven en is nu een bijzonder object geworden. Hout is heel flexibel en zo is de schoffel een onderdeel van de boom geworden. Het is leuk om bezoekers hier bij een rondleiding op te wijzen.

De schoffelboom in de kwekerij van het Bomenmuseum
Foto: Wilbert Hetterscheid

Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Kennis delen staat bovenaan mijn lijst en daarbij ook de mensen laten weten wat je eigen leerproces is geweest. Ik probeer zo ook fondsen te werven door een enthousiast verhaal te vertellen. Financiën zijn een van de minst statische factoren. We hebben in 2008-2009 basisbijdragen ontvangen om de rente te gebruiken om verbeteringen door te voeren maar op den duur lukte dat niet meer. Doordat we een legaat hebben ontvangen gaat het financieel nog goed.

Als je het over mocht doen, zou je dan weer hetzelfde doen? Of zou je een andere keuze maken?
De paleontologie en de entomologie zitten in mijn hart, ik ben een wetenschapper maar wat ik nu doe vind ik geweldig. Dingen die ik in het verleden in de botanie heb geleerd, kan ik hier in het Bomenmuseum laten zien en er over vertellen. Mijn keus voor Wageningen had ik achteraf gezien niet moeten maken.

Zijn er nog bijzonderheden die je wilt vertellen?
Veel mensen kunnen zich weinig voorstellen bij een arboretum, het woord leeft niet. We hebben zelf de museale status aangevraagd, los van de universiteit. Nationaal is een leuke toevoeging. We zijn de enige in de wereld met de naam Bomenmuseum. Niemand afficheert zich als zodanig. In het Bomenmuseum zorgen we voor educatie, wetenschappelijk collectie- en documentatiebeheer en levend materiaal. Ik zou graag zien dat we in Nederland een platform vormen van eigenaren van bijzondere bomencollecties want de bomen hebben het wereldwijd slecht. En graag meer moleculair onderzoek, bijvoorbeeld over de vraag: ‘Hoe genetisch divers zijn bepaalde collecties en hoe bewaken we de aanwezige genetische diversiteit van collecties eigenlijk?’
Een mooie nieuwe toevoeging aan het Bomenmuseum is de collectie Hamamelis van Wim van der Werf uit Boskoop. Het is een kwaliteitsverbeterend aspect in de winter, de collectie wordt over meerdere plekken in de tuin verdeeld. De verhuizing zal hopelijk deze herfst plaatsvinden, waarbij een deel wordt geplant en een deel wordt ingekuild om grondeigen te worden.

Sfeerimpressie van het Nationaal Bomenmuseum
Foto: Wilbert Hetterscheid

Margareth Hop, veredelaar en voorlichter met een missie

Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestaat?
Ik ben Margareth Hop, 52 jaar, geboren in Breda, wonend in Bodegraven, getrouwd met Hans en moeder van twee dochters van 19 en 15 jaar. Mijn werkzame leven bestaat uit twee onderdelen: ik werk parttime bij Boot & Dart in Boskoop als veredelaar en heb een eigen adviesbureau Actifolia, om voorlichting te geven aan gemeentes en A en O (aanleg en onderhoud) bedrijven over het toepassen van een functioneel sortiment in het openbaar groen. Mijn echtgenoot is bodemkundige bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (archeologisch onderzoek) en dat komt wel eens goed van pas. Hij kan mij helpen met vragen over bodem en bemesting en ik hem bijvoorbeeld als hij in een bodemprofiel stuifmeel van een voor hem onbekend plantje tegenkomt.

Margareth Hop, een gepassioneerd verteller
Foto: Ineke van Teylingen

Wat voor opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Ik heb aan de universiteit van Wageningen tuinbouwplantenveredeling gestudeerd. Bij biologie op de middelbare school was genetica mijn favoriet, puzzelen met genen was heerlijk om te doen. De medische kant sprak me niet zo aan, maar wel de combinatie van plantjes en genetica. Ik heb stage gelopen in de groenteveredeling bij de Zaadunie in Enkhuizen. In 1990 ben ik afgestudeerd maar in mijn branche was toen weinig werk. Na een poosje allerlei klusjes te hebben gedaan ben ik 1992 begonnen bij het Proefstation voor de Boomkwekerij in Boskoop. Het was mijn vuurdoop in de boomkwekerij, ik had er nooit iets mee gedaan. Bij mijn studie lag de focus wel op de sierteelt, maar niet op de boomkwekerij. Ik vond het wel een leuke sector, omdat je in de veredeling nog echt moest pionieren. Met klassieke veredeling kun je er nog veel doen, je bent niet zo afhankelijk van high-techmethoden. Soms moest ik echt de meest basale dingen nog zelf uittesten, zoals of een plant een kruisbestuiver of een zelfbestuiver is.

Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan en wie hebben je geïnspireerd?
Ik kom niet uit een groene achtergrond; in mijn familie zitten de meesten in de techniek. De liefde voor groen en tuinieren kwam van mijn moeder, ik mocht als klein meisje al radijsjes zaaien in een hoekje van de tuin en ik had ook een herbarium. De liefde voor de boomkwekerij ontstond bij het Proefstation, later PPO (Praktijkonderzoek Plant en Omgeving). Ik heb heel veel over boomkwekerijgewassen opgestoken van mijn collega’s, zoals Piet de Jong, Marco Hoffman en Jelle Hiemstra. Ik vind het altijd erg leuk als ik in tuincentra Pieris en Skimmia cultivars zie staan die ik bij PPO mee heb ontwikkeld zoals P. japonica ‘Bonfire’ en ‘Passion’. Ik vind mezelf geen echte dendroloog maar taxonomie vind ik wel interessant, ik heb dat ook in Wageningen gestudeerd. Ik word ook geïnspireerd door de vakmensen waarmee ik in de redactie van Dendroflora zit. Ik ben een voorstander van het plan om Dendroflora aantrekkelijker te maken voor hoveniers en groenvoorzieners. Dat is denk ik alleen een kwestie van zorgen dat er een goede balans is tussen de gebruikswaarde en de taxonomie in artikelen. En de mooie fotografie van tegenwoordig is voor alle lezers een pluspunt.

Detail van Pieris japonica ‘Passion’
Foto: PPO

Hoe ziet in grote lijnen je dendrologische leven er uit?
Bij PPO deed ik naast de veredeling ook rassenproeven. In de veredeling duurt het erg lang voor je resultaten ziet. Bij een rassenproef is er binnen 2-3 jaar resultaat. De kennis uit een aantal onderzoeken uit die tijd zoals naar zouttolerantie, giftigheid en winterhardheid komt in mijn advieswerk weer goed van pas. Sinds 2013 werk ik bij Boot & Dart aan de veredeling van planten voor het openbaar groen, in het bijzonder de rozen voor vakbeplanting zoals Rosa rugosa. Er zijn nog verbazend veel verbeteringen te vinden als je maar streng selecteert. We zoeken naar rozen die snel dichtgroeien, goed gezond blijven en daardoor het onkruid onderdrukken. De habitus moet vooral goed zijn. Gebruikswaarde-eigenschappen staan op nummer 1. Daar zoeken we echt naar. We werken ook aan vaste planten voor het openbaar groen, zoals Aster. Aster ageratoides is een soort die van nature meeldauwresistent is en stevige stengels heeft. Je kunt er je gereedschap bovenop leggen, dan zakt het er niet in. Aster ageratoides ‘Starshine’ is nog uit mijn tijd bij PPO, maar ook bij Boot & Dart komen er nieuwe aan.
Via Actifolia geef ik lezingen aan groepen, schrijf ik artikelen voor vakbladen – maar ook voor Groei en Bloei – en sta ik op vakbeurzen. Om mijn theoretische kennis te vergroten ben ik regelmatig in de bibliotheek van de WUR om uit wetenschappelijk literatuur informatie te halen om aan vak- en praktijkmensen te kunnen doorgeven. Ik wil de ontwikkelingen graag een stap vóór blijven; met een wetenschappelijke achtergrond en praktische kennis kan ik een link leggen tussen deze twee werelden.
Het leuke van mijn werk is de combinatie. Bij Boot & Dart doe ik praktisch werk met mijn collega’s Ronald Houtman en Kees Jan Kraan, in mijn eigen zaak ben ik meer bezig met de theoretische kant van ecosystemen.

Margareth aan het werk met het selecteren van rozen
Foto: Boot & Dart Boomkwekerijen

Voor welke planten heb je een speciale passie?
Ik kan niet kiezen voor een bepaald plantengeslacht. De categorie waar ik graag aan werk zijn functionele planten. Als veredelaar zet ik nu mijn tanden in het openbaar groen, daar worden veel eisen aan gesteld, dus dan heb je echt eer van je werk. Ik hou van Buddleja en geurende planten zoals Lonicera, die heb ik speciaal naast de voordeur gezet. In mijn voortuin staat ook een rode hazelaar, zelf opgekweekt uit een nootje uit de collectietuin van PPO.

Wat is het meest opmerkelijke wat je hebt meegemaakt?
Ik realiseerde me dat mijn groene werkzame leven in tweeën is te delen. Na mijn eerste tien jaar van veredelen en rassenproeven doen werd rond Floriade 2002 de belangstelling voor de baten van groen groter. Er ontstond een heel nieuw vakgebied: wat doen planten voor mensen en hoe kunnen we dat nog verbeteren? Dat sloot zo mooi aan bij de manier waarop ik altijd al naar planten keek. Plotseling was de wetenschappelijke wereld hier voor in en ben ik me er professioneel op gaan toeleggen. Ik voelde me daarbij meteen als een vis in het water!

Wat is het vervelendste in je herinnering?
Het opheffen van het productschap Tuinbouw, waardoor bij PPO het grootste deel van de financiering van het onderzoek wegviel. Vooral voor het sortimentsonderzoek was dit een klap. Daardoor zijn er nu nog maar weinig onderzoekers over en die zijn veel tijd kwijt aan het regelen van financiering. Acute problemen moeten snel onderzocht worden maar het geld ontbreekt. Onderzoek naar bepaalde ziektes komt daardoor maar moeizaam van de grond. Particuliere bedrijven springen wel eens in maar willen de resultaten voor zichzelf houden. Inmiddels is er wel een regeling voor gemeentes die bomen planten om per boom een bedrag te storten in het Oogstfonds om onderzoek te financieren.

Heb je een leuke anekdote te vertellen?
Ik heb meerdere keren meegemaakt bij PPO dat ik bij een rondleiding voor groepen vertelde wat voor werk ik deed en men verbaasd reageerde: ‘Goh, ik wist niet dat sierplanten veredelen een beroep was, ik dacht altijd dat mensen dat uit hobby doen.’ Nou nee, voor mij is het professioneel maar inderdaad wel leuk werk.

Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Door de lezingen, tuinbladen en vakbeurzen kan ik het gebruik van functioneel groen onder de aandacht brengen. Zowel voor het openbaar groen als de particuliere tuin. Voor PPO stond ik vroeger al regelmatig op Plantarium. Het leuke van lezingen geven over planten is dat ik veel met foto’s kan illustreren, en ik ben een enthousiaste verteller. Wat ik vertel is nuttig en gebaseerd op wetenschappelijke informatie, maar het moet natuurlijk ook een beetje ‘sappig’ gebracht worden.

Als je het over mocht doen, zou je dan een andere keuze maken?
Ik ben bij toeval in de boomkwekerij terecht gekomen door een sollicitatie bij PPO. Er liep ook een sollicitatie voor groenterassenonderzoek bij de NAK maar in Boskoop werd ik aangenomen. Ik heb een boeiend vak en ben heel blij dat het zo gelopen is. Ik word nog steeds enthousiast van een wetenschappelijk nieuwtje of een prachtige nieuwe zaailing op het proefveld.

Zijn er nog bijzonderheden die je wilt vertellen?
Als veredelaar ben je altijd met de toekomst bezig, je bent getraind in vooruit denken. Hoe ziet het ideale stadsgroen er over 10-15 jaar uit? Ik hoop dat tegen die tijd meer mensen hebben doorgekregen dat het groen in de stad niet alleen maar mooi is. Kies (vaste) planten die op een bepaalde plek functioneel zijn, die ontwikkeling is nu op gang aan het komen. Er worden momenteel proeven gedaan met planten die het stadsklimaat positief kunnen beïnvloeden. Helaas zijn er weinig mensen met een veredelingsopleiding om onderzoek te doen naar de verbetering van het openbaar groen vanwege de klimaatverandering. Maar ook door de planten die we al hebben beter in te zetten kunnen we veel bereiken. Ik werk graag mee aan bijvoorbeeld operatie ‘Steenbreek’ voor particulieren. Ik hoop dat we over tien jaar resultaten zien van de inspanningen die we nu doen.

Asters kruisen
Foto: Boot & Dart Boomkwekerijen