Op de omslag van de derde Arbor Vitae uit 2021 prijkt een fraai bloeiende Clerodendrum trichotomum en bij dit artikel zijn de prachtige vruchtjes afgebeeld. Kortom een echte sierplant. Hoewel veel soorten van het geslacht Clerodendrum een zeer onaangename geur hebben, geeft het wrijven van de bladeren van deze soort een geur die aan pindakaas doet denken. Maar nu nog die andere naam.
Clerodendrum is een groot geslacht in de familie van Lamiaceae met circa 450 soorten en een areaal dat overwegend in de tropen en subtropen is. Eerdere reducties van dit grote aantal soorten zijn in de World Plant List weer teruggedraaid. Slechts enkele soorten zijn in ons klimaat winterhard, waarvan C. trichotomum de belangrijkste is.
Linnaeus beschreef in 1753 het geslacht Clerodendrum met de soort C. infortunatum, een struik uit tropisch Azië, die al lang bekend was om zijn gebruik in de geneeskunde met de naam Clerodendron, dat kansenboom betekent. Deze naam slaat op de onvoorspelbare medische eigenschappen. Als geslachtsnaam bleef na Linnaeus Clerodendron hardnekkig lang in gebruik als de officiële naam van het geslacht mede omdat in 1763 de Franse botanicus Michel Adanson de Latijnse vorm weer in de Griekse veranderde. Dit bleef zo tot 1942 toen de Amerikaanse botanicus Linnaus de naam Clerodendrum in ere herstelde,
Areaal en kenmerken
Clerodendrum trichotomum heeft een groot areaal in China en daarbuiten in Japan, Korea en de Filipijnen. De soortnaam trichotomum slaat op de drievoudige vertakking van de bloeiwijze. Het is een heester die tot 6 m hoog kan worden en vaak opslag geeft. Het is een rijkbloeiende, bladverliezende sierheester met grijsgroen, zacht behaard blad. Qua groeiwijze heeft de struik wel iets weg van een Catalpa. Na een aantal jaren neemt de kroon een afgeronde tot afgeplatte boomachtige vorm aan. Aan het eind van de zomer verschijnen in losse bundels de bloemen met rode kelk- en witte kroonbladeren. Deze worden graag door vlinders en bijen bezocht. Na de bloei vormen zich staalblauwe bessen, die prachtig afsteken tegen de rood blijvende kelkbladeren. De heester is geschikt voor de wat kleinere tuinen en houdt van een humeuze, goed doorlatende grond. Ze is iets vorstgevoelig en de takken kunnen wat insterven, maar na de winter volgt herstel met worteluitlopers.
De soort werd in 1843 door Van Siebold uit Japan ingevoerd. Uit de Chinese provincie Sichuan kwam een introductie van de Franse missionaris Paul Farges die beschreven werd als C. fargesii. Ze werd later door Rehder als var. fargesii onder C. trichotomum gerangschikt. Ze verschilt door het iets kleinere blad en de purperkleurige jonge twijgen. Het is echter een naam die niet langer geaccepteerd wordt in Flora of China en de World Plant List. De selectie C. trichotomum ‘Purple Blaze’ is met zijn rode jonge twijgen waarschijnlijk een selectie uit deze thans ongeldige var. fargesii. Dit laatste geldt zeker voor C. trichotomum ‘Carnival’. C. trichotomum ‘Variegatum’ is een bontbladige selectie met wit gerande bladeren. In het Engels taalgebied is in de volksnaam van C. trichotomum ook de associatie met pindakaas in peanut butter tree, maar zijn er ook fraaie namen als de harlequin glorybower en de glorytree.
Winterhardheid varieert
Een soort, die in ons klimaat mede dankzij de worteluitlopers ook redelijk winterhard is, is C. bungei. De forse stengels zijn zeer kruidachtig en worden tot 2,5 m hoog. De grote, donkere en hartvormige bladeren ruiken bij kneuzen zeer onaangenaam. De bloeiwijzen zijn tot 15 cm brede tuilen en hebben aangenaam ruikende rozekleurige bloemen. De soort is genoemd naar de Russische botanicus Alexander von Bunge die de plant in 1831 verzamelde en beschreef als C. foetidum vanwege de onaangename geur. Het bleek echter een synoniem. In 1840 werd dit door de Duitse botanicus Ernst Gotlieb von Steudel rechtgezet met de naam C. bungei. Het areaal omvat China, Taiwan en Vietnam. C. bungei ‘Pink Diamond’ verschilt alleen van de soort in het bonte blad.
C. chinense is een soort met een groot areaal van Zuid-China, de oostelijke Himalaya’s en verder in Zuid-Oost Azië. De soort is in warmere gebieden een zeer geliefde tuinplant, een meerstammige struik met donzig behaard blad en mooie gevulde witte bloemen. Moet in ons land wel extra beschermd worden in de winter. Tegenover al dat fraais staat dat het in diverse warme gebieden een zeer invasieve plant is.
Van de tropische soorten is in ons land C. thomsoniae in cultuur afkomstig uit West-Afrika.