Daar waar het park van kasteel De Haar bij Haarzuilens ter sprake komt gaat het vrijwel altijd ook over de grote van elders aangevoerde bomen die door aanplant vanaf 1895 nabij kasteel De Haar het groen snel een volgroeid aanzien moesten geven. In het vuistdikke boek Wat een weelde. Tien eeuwen kasteel De Haar wordt in een bijdrage over het park uitvoerig op dit gegeven ingegaan. In het navolgende worden een aantal (toenmalige) berichten aangehaald die meer ‘technische’ details naar voren brengen.
Duur transport toont rijkdom eigenaar
Ook ten tijde van de aanleg klonk verbazing in de kranten door. ‘Het vervoer van volwassen boomen naar het huis Ter Haar bij Vleuten, is weer aan de gang’ meldde De Standaard van oktober 1897. Het is ‘den rijkdom van den eigenaar, die hem in staat stelde een lange breede oprijlaan met dubbele rijen vijftigjarige eiken en beuken te stichten op een plaats waar vóór een paar jaar de koeien nog graasden (…)’ Twee jaar eerder berichtte De Gooi- en Eemlander: ‘Veel bekijks heeft te Utrecht het dagelijksch transport van volwassen boomen, die door den boomkweeker Copijn van de Groenekan naar het huis Ter Haar te Vleuten worden vervoerd, om daar te dienen tot den aanleg van de lanen en het park die het statige slot zullen omringen. Dit transport geschiedt in drie expresselijk daarvoor vervaardigde wagens, in elken waarvan een boom ligt. Die wagens zijn zoo ingericht, dat de wortels, waaromheen nog een groote kluit aarde zit, in een grooten ruimen bak rusten en dus gedurende het vervoer niet beschadigd kunnen worden. De boomen nog geheel in hun bladerentooi, steken achter boven den wagen uit. De wagens, die, naar men zegt, per stuk duizend gulden hebben gekost, gaan dagelijks tweemaal heen en weer, zoodat elken dag zes boomen worden overgebracht. Wat de aanleg op deze wijze kosten zal, kan men ongeveer nagaan, als men weet dat alleen het vervoer van iederen boom op twintig gulden berekend wordt.’
Een eeuwenoud bos?
Veel later, in 1952, ging de Oudheidkundige Vereniging Flehite op excursie naar kasteel De Haar. Vooraf kwam het Dagblad voor Amersfoort met een ‘voorbeschouwing’ die handelde over het ‘eeuwenoud’ bos van De Haar dat een dikke vijftig jaar daarvoor nog niet bestond. In het artikel wordt de heer J. Hoogendoorn uit Groenekan aangehaald. Hij was in de 80 en een van de laatst levenden die betrokken was geweest bij het transport naar en de aanplant bij De Haar: ‘Het was groots en ik heb nooit zoiets geweldigs meegemaakt en ik kan U ook wel vertellen dat ze het ons heus niet zo gauw meer na zullen doen, want het hele karwij kostte een bom duiten.’
De architect Cuypers kreeg de opdracht tot herbouw van het kasteel en de baron zei tegen de ‘oude Copijn’: ‘En U hebt ervoor te zorgen, dat mijn kasteel binnen eenige jaren komt te liggen in een eeuwenoud bos.’ Vervolgens wordt beschreven hoe men tot een park met een zeker wasdom kwam: ‘Honderden bomen werden overgebracht, waaronder eiken van 100 jaar of ouder en beuken van omtrent zestig lentes.’ ‘Landgoed Voordaan bij Groenekan leverde een paar honderd bomen. Iedere boom werd zorgvuldig ontgraven. Dat duurde soms één, soms meerdere dagen. Dan werd hij met een speciale bok voorzichtig omgehaald en aan de wagen gebonden, dat duurde óók een hele tijd en dan kwamen er voor dag en dauw vier tot zes extra zware paarden en een grote staf van personeel om het hele geval naar De Haar te brengen. De rit duurde minstens vier uren en werd non-stop afgelegd. Bij het kasteel, middenin het weiland, werd de boom zorgvuldig geplant en dan ging de kar weer terug om een nieuwe last te halen.’ ‘Een zestal mallejannen werd speciaal hiervoor geconstrueerd.’ ‘De zes mallejannen waren onophoudelijk en wekenlang in bedrijf, terwijl bij ieder transport steeds twee karren tegelijk vertrokken. Op deze wijze verhuisde een bos, zonder dat één ongeluk gebeurde. Alleen vertoonden de wegen tussen Groenekan en De Haar hier en daar bedenkelijke kuilen en gaten, maar ook dat was helemaal niet erg, want … de baron betaalde.’
Ook geeft Hoogendoorn aan ‘dat het wel eens voorgekomen is, dat men volle vierentwintig uur onafgebroken met één boom in touw was’.
Landgoed Voordaan kon onvoldoende bomen leveren, dus bomen kwamen ook van elders, tot uit Naarden toe. ‘Om drie uur in de nacht werd dan uit Groenekan stapvoets naar Naarden vertrokken, daar werd de boom opgeladen en ging het meteen terug naar De Haar. Tegen het ochtendkrieken van de volgende dag stond dan de boom in zijn nieuwe omgeving. Tja, het waren soms wel heel zware dagen, vooral als het een hele dikke was, want de stammen waren soms anderhalve tot twee meter in doorsnee.’ ‘Weliswaar sneefde een enkel exemplaar, maar verreweg de meeste bleven behouden en groeiden lustig verder.’
Goede voeding
Maar het was niet alleen een kwestie van overbrengen en planten, want ‘deze boomen worden gedurende den aanleg kunstmatig gevoed. Aan elken stam is bevestigd een bloempot, half gevuld met aarde en katoenen of wollen draad, en verder met water. Uit de opening in den bodem van den pot hangen losse draden af, die met het andere einde in den grond tusschen de wortels verspreid zijn. Door het voortdurend afsijpelen van vocht uit den pot langs de draden blijft de grond om den wortel ook in ‘t droogste weer steeds vochtig en kunnen de wortelvezels gelijkmatig het noodige voedsel opnemen.’ Aldus het Algemeen Handelsblad uit 1895.
Toen de bus met Flehite leden in 1952 de statige oprijlaan in zwenkte geloofden de excursiedeelnemers ook nauwelijks ‘dat hier ruim vijftig jaar tevoren slechts weitjes en koetjes en slootjes te zien waren.’