Geschiedenis van de Nederlandse Dendrologische Vereniging vanaf 1924

Geschiedenis van de Nederlandse Dendrologische Vereniging vanaf 1924, in kort bestek
Het 100-jarig jubileum van de Nederlandse Dendrologische Vereniging (NDV) in 2024 is de aanleiding tot het schrijven van dit artikel. In dit artikel wordt inzicht gegeven in het ontstaan en de ontwikkeling van de vereniging en wordt de vereniging van nú belicht.

Noodzaak voor oprichting van de vereniging en de start in 1924
De NDV is ontstaan in een periode dat er grote verwarring heerste over de naamgeving van de in Nederland voorkomende gewassen. De kwekers volgden in die dagen verschillende boeken en prijscouranten van bekende binnen- en buitenlandse firma’s. In 1902 deed een twintigtal vakmensen in Utrecht al een eerste poging om tot een naamgevingscommissie te komen., De doorbraak kwam bij een keuring van planten tijdens een bijeenkomst van de Koninklijke Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde in september 1923 in Amsterdam. De Nederlandse Boomkwekersvereniging zond een grote collectie takken in voor een juiste naamgeving. De verwarring bleek op deze keuring weer zeer duidelijk. De juryleden van deze keuring namen naar aanleiding van deze verwarring het initiatief om een commissie te installeren ter voorbereiding van het oprichten van de NDV. Een klein jaar later, op 10 juni 1924, volgde een oprichtingsvergadering in hotel ‘De Wereld’ in Wageningen. Hiervoor waren boomkwekers, hoofden van plantsoenendiensten en tuinarchitecten aangeschreven. Ter plaatse werden 19 personen lid. Het eerste bestuur werd gevormd door Leonard A. Springer, tuinarchitect (voorzitter), S.G.A. Doorenbos, directeur van de gemeentelijke plantsoenendienst in Den Haag (vicevoorzitter), W.J. Hendriks, tuinarchitect (secretaris-penningmeester), G.A. Keesing, boomkweker te Aalsmeer, M. de Koning, houtvester Nederlandse Heidemaatschappij, A.J. van Laren, hortulanus Amsterdam en P.L.M. van der Bom, boomkweker te Oudenbosch.

De nog jonge vereniging ging onmiddellijk aan de slag. Onder leiding van Prof. Dr. J. Valckenier Suringar, hoogleraar aan de Landbouwhogeschool Wageningen en tevens directeur van het Arboretum te Wageningen werd een nomenclatuurcommissie opgericht. Deze commissie begon met het bestuderen van dendrologische werken en geschriften. Hiertoe werden ook de besluiten van het Internationale Botanische Congres te Wenen in 1905 bestudeerd. Om een eenheid in de naamgeving te verkrijgen en een juist gebruik van de regels te bevorderen, startte de commissie met het corrigeren van prijscouranten van een aantal kwekers. Daarbij werd de moderne wetenschappelijke naamgeving ingevoerd in deze prijscouranten. Een tweede activiteit werd het op naam brengen van houtige gewassen in parken door leden, gevolgd door het plaatsen van naambordjes. Dit vond onder andere plaats in het Vondelpark en het Oosterpark in Amsterdam en in de Utrechtse parken.
De vereniging besloot ook onmiddellijk een jaarboek (eerste uitgave in 1925) uit te geven met een verslag van de activiteiten.
Op 15 juli 1925 werd een schrijven van de Minister van Landbouw en Visserij ontvangen met de vraag of de NDV een afgevaardigde wilde aanwijzen voor een commissie, die een vervangend sortiment moest samenstellen voor de door ziekte bedreigde Iep. Eerst vulde voorzitter Leonard A. Springer deze functie in en later S.G.A. Doorenbos. Tot de dag van vandaag werken NDV-leden aan de ‘iepenziekte problematiek’ voor hun opdrachtgevers Proefstation voor de boomkwekerij, boomkwekerijen en gemeente. Eerst werd dit gedaan door de internationaal bekende iepenspecialist Ir. Hans M. Heybroek en in de huidige tijd zorgen Ronnie Nijboer en Martin Tijdgat voor innovatie en kennisverspreiding.

Een greep uit de activiteiten in de periode 1924 – 1970
Geliefd waren de (buitenlandse) excursies, de jaarboeken en de vergaderingen. Regelmatig was er contact met de Duitse collega’s, verenigd in de Deutsche Dendrologische Gesellschaft (DDG). Prof. Dr. H. Höfker uit Dortmund was het eerste buitenlandse lid en hij bezocht regelmatig de NDV-
bijeenkomsten. W.J. Hendriks schreef aan het eind van de twintiger jaren: “Op vergaderingen en excursies heerste een gezellige en opgewekte stemming; bestuur en leden beijverden zich deze zo leerrijk mogelijk te maken”.

In 1930 werden diverse voorstellen van naamwijzigingen gedaan op een tweetal tuinbouw en botanische congressen in Engeland. Het ledental groeide vanaf het begin en telde in 1931 153 leden en donateurs. Een belangrijke bijdrage aan de dendrologie werd geleverd door Dr. B.K. Boom, leraar aan de Rijks Tuinbouwschool in Boskoop, toen in 1933 zijn boek Nederlandsche Dendrologie (geïllustreerde handleiding bij het bepalen van de meest voorkomende soorten en variëteiten der gekweekte houtgewassen) verscheen. Bij de nomenclatuur was zoveel mogelijk rekening gehouden met de lijsten die waren gepubliceerd door de NDV. In 1928 was er een wens uitgesproken om tot een naamgeving te komen voor de coniferen. In 1931 was dit werk gereed en in 1937 is er een boekje verschenen Naamlijst van Coniferen door P. den Ouden.

In de loop der tijd werd er samenwerking gezocht met de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten (BNT), de Nederlandse Bosbouwvereniging en de Vereniging Hoofden van Gemeentelijke Beplantingen. Deze verenigingen werden ook uitgenodigd voor de jaarlijkse Dendrologendag waarbij een plantengeslacht het centrale thema was. Tot op de dag van vandaag mag de Dendrologendag op veel bezoek rekenen. Leden nemen takmateriaal mee en er worden levendige discussies gehouden naar aanleiding van presentaties van deskundigen.

In 1942 publiceerde de NDV ondanks de moeilijke jaren het Gedenkboek J. Valkenier Suringar samengesteld door een commissie van de NDV. Het werd een fraai boekwerk met een groot scala aan historische en dendrologische bijdragen, waarbij ‘de grondlegger van wetenschappelijke beoefening van de dendrologie in Nederland’ werd geëerd. In 1949 verscheen van de hand van P. den Ouden het boek Coniferen, Ephedra en Ginkgo. Het was een vervolg op de Naamlijst van Coniferen van 1937. Ook verscheen eind 1949 het boek Onze loofhoutgewassen door W. J. Hendriks.
Na de oorlog was het ledental 275 (1950). W.J. Hendriks kreeg tijdens een huldigingsbijeenkomst in 1956 een onderscheiding van H.M. de Koningin tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Samen met S. G.A Doorenbos heeft hij de NDV bestuurd en gemaakt tot een vereniging met zowel in binnen- als buitenland een groot aanzien.

Tijdens het 40-jarig jubileum in 1964 vertelde Prof. Dr. H.J. Venema van het Laboratorium van Plantensystematiek en -geografie dat hij bij de NDV in contact kwam met vele andere vakgenoten:
“Hun gedegen kennis en vakbekwaamheid, gepaard met groeiende vriendschap heeft gemaakt, dat ik – van nature verenigingsschuw – mij meer dan met welke vereniging dan ook verbonden voel met de NDV.”
Tijdens deze bijeenkomst werd door voorzitter J.C. Dorsman de veranderde positie van de NDV als volgt geschetst:
“Dendrologendagen en excursies zijn hoogtijdagen. Echter nieuwe ontwikkelingen vragen een andere opstelling. Er zijn veel organisaties ontstaan die zich ook op het terrein van de NDV begeven. We moeten deze verenigingen niet als concurrent zien. Onze leden werken overal en hebben dit gestimuleerd en een klimaat geschapen waaruit dit is ontstaan. De belangrijkste taak voor de NDV in de toekomst is wellicht een gespreks- en coördinatiecentrum te zijn voor al deze activiteiten en zorg te dragen voor publicatie van de resultaten naar de leden en naar buiten. Daarmede moet het mogelijk zijn de liefde voor houtige gewassen en de studie en het gebruik ervan verder te stimuleren.”

Vanwege de hoge jaarkosten werd besloten om met het jaarboek te stoppen en de uitgave te combineren met de uitgave van Dendroflora van de Koninklijke Vereniging van Boskoopse Culturen (KVBC). In 1964 verscheen hiervan de eerste uitgave.

Een greep uit de activiteiten in de periode 1970 – 2023
Begin 1970 telde de NDV 395 leden. De commissie Nomenclatuur werd opgeheven. Nomenclatuur werd onderdeel van de Wetenschappelijke Commissie voor de Nomenclatuur met een adviesrol voor de NDV. Uiteindelijk heeft dit zich ontwikkeld tot een Naamlijst van Houtige Gewassen. H.J. van de Laar stelde in 1985 de eerste naamlijst samen, die uitgegeven werd door het Proefstation voor de Boomkwekerij in Boskoop. Daarna werkte hij samen met P.C. de Jong en vervolgens nam M.H.A. Hoffman deze taak over. De naamlijst wordt nu internationaal gebruikt als standaard bij de benaming van te verhandelen gewassen. De Naktuinbouw stelt vanaf 2000 deze standaardlijst elke vijf jaar samen.

In 1973 werd er een adviescommissie opgericht voor ondersteuning van arboreta, botanische tuinen en parken. De taak van deze commissie was te adviseren over de dendrologische waarde. Er werd gestart met de dendrologische ondersteuning van de Juvenaatstuin in Zevenaar, Arboretum Poort Bulten in De Lutte en Pinetum de Dennenhorst in Lunteren. Later werd dit rechtstreeks aangestuurd door het bestuur en werden veel projecten door onze dendrologen opgepakt. Denk daarbij aan de naamgeving van bomen in het Asser Arboretum, inventarisatie van de bomen in het Cantonspark in Baarn, inventarisatie van het Beemster Arboretum en inventarisatie van de bomen in Diergaarde Blijdorp. Een speciale band is er met het Zuiderpark in Den Haag, destijds aangelegd door S.G.A. Doorenbos, de man waaraan de NDV veel te danken heeft. Bij de ingang is door de NDV een portret in brons (1978) van hem geplaatst. Het sortiment van het Zuiderpark is 10 jaar geleden door de NDV geïnventariseerd en onlangs door de gemeente op een open kaart gedigitaliseerd. Helaas werd er bij de laatste renovatie van het park een stuk van het prachtige geografische arboretum afgehaald ten behoeve van parkeerplaatsen. Deze kwestie is door de NDV besproken met de verantwoordelijke wethouder. Er is vervolgens een boekje over het Zuiderpark verschenen van de gemeente Den Haag met tekstuele inbreng van de NDV. Ook is op advies van de NDV de naam van het park veranderd. Het heet nu: Landengebied Zuiderpark-Doorenbos Arboretum. In de volksmond blijft het ‘het Zuiderpark’.

In 1978 werden de bronzen en zilveren Doorenbospenning ingesteld. Deze penningen worden uitgereikt aan mensen met een bijzondere verdienste voor de dendrologie.

In de jaren 70 en 80 waren het vooral Dr. P.C. de Jong, directeur van de Botanische Tuinen van de Rijksuniversiteit in Utrecht en Drs. D.O. Wijnands, directeur van de Botanische Tuinen in Wageningen die taxonomische inleidingen hielden en jaarlijks de Dendrologendag verzorgden. In 1977 kwam onder andere Dr. P.C. de Jong met het idee om een Mededelingenblad te starten. Dat is vrij snel overgegaan in het kwartaalblad Arbor Vitae. Het blad wordt net als het wetenschappelijk gerichte Dendroflora aan de leden van de NDV en de KVBC gestuurd. In deze periode nam ook het aantal jongere leden toe en groeide de vereniging tot 500 leden. Deze jongere leden kozen een dorp of stad om op zaterdag te bezoeken en bekeken dan de beplantingen in een groep van vaak 10 tot 15 deelnemers. Cees van der Linden, werkzaam voor de gemeente Capelle aan den IJssel en een uitstekend dendroloog, organiseerde deze wandelingen. Gerenommeerde dendrologen zoals F. Fontaine, Harry van de Laar, D. van Hoey Smith en P. van der Bom, die de groep `broodzakkenclub` noemde, brachten hun ervaring en deskundigheid over op de jeugd. Dit soort wandelingen wordt nog steeds aangeboden aan onze leden onder de naam ‘leergangen’. Later werd de club algemener en volgden de befaamde fietsexcursies, waar veel deskundigen aan deelnamen. Eind jaren 80 startte de NDV met het geven van cursussen dendrologie. Uiteindelijk werd dit uitgebouwd tot een A-cursus (beginners), B-cursus (gevorderden) en C-cursus (extra gevorderden). Jaarlijks kunnen 50 mensen geschoold worden door onze eigen docenten en met het zelf geschreven lesmateriaal.

In 2009 werd door de NDV een symposium gehouden ‘Stilte voor de storm’. Staan we aan de vooravond van belangrijke verschuivingen in het Nederlandse bomensortiment? was de vraag. Een zevental sprekers liet zijn licht schijnen over de inzet van uitheemse boomsoorten in Nederland. Het
was een goed bezocht symposium en het verschenen boekje met de teksten van de sprekers is tot 2022 regelmatig verkocht.

Na het overlijden in 2005 van Theo Janson, docent aan de Middelbare Tuinbouwschool Frederiksoord, heeft de NDV het stimuleringsfonds Theo Janson ingesteld als eerbetoon aan deze icoon van de dendrologie. Theo Janson was zeer geliefd als plantenkennisdocent en hij heeft 27 jaar lang veel leerlingen de liefde voor het vak bijgebracht. Tot op de dag van vandaag wordt zijn boek Laanbomen van Acer tot Zelkova gebruikt als dendrologisch standaardwerk. Het is voortgezet onder de naam Stadsbomen Vademecum ‘Boomsoorten en gebruikswaarde’. Met de gelden uit het fonds worden activiteiten gefinancierd die de kennis van de dendrologie bevorderen. Denk daarbij onder andere aan het maken van naambordjes bij de bomen in arboreta en de uitgave van een wandelgids met een bomenroute in de wijken Klein Driene en Groot Driene in Hengelo.

Naast de wetenschappelijke namen voor de planten is er ook aandacht voor de Nederlandse namen. Op initiatief van de NDV is in 2019 een werkgroep samengesteld die dit onderwerp heeft opgepakt. Er zijn twee auteurs gevonden: Mirjam Lemmens van de Nederlandse Vereniging van Botanische Tuinen en Marco Hoffman van de Naktuinbouw. In 2021 is de standaardlijst Nederlandse namenlijst voor cultuurplanten gepresenteerd en op de website van Naktuinbouw gepubliceerd. Dit is met enthousiasme ontvangen door het vak en inmiddels is er een update van deze lijst. Gemeenten hebben behoefte aan Nederlandse namen om te kunnen communiceren met de burger. En ook tuincentra zien op de etiketten van de planten graag een Nederlandse naam. De cirkel is hiermee rond. In 1924 werd gewerkt aan het oplossen van de verwarring van de wetenschappelijke namen, een eeuw later neemt de NDV het initiatief om te werken aan eenduidigheid van de Nederlandse naamgeving.

Waar staan we nu?
Hiervoor is een beeld geschetst van de NDV en de ontwikkeling in de afgelopen 100 jaar door middel van o.a. een greep uit de activiteiten. Ook nu nog is de NDV een bloeiende vereniging met inmiddels bijna 800 leden. Het dagelijks bestuur wordt ondersteund door een enthousiaste groep vrijwilligers. De vereniging staat er financieel goed voor. De activiteiten bestaan nog steeds uit excursies naar dendrologisch interessante objecten, cursussen en leergangen. De leden hebben veel belangstelling voor de studie van de dendrologie en de praktische benadering ervan. De excursies zijn zeer geschikt om onderling ervaringen uit te wisselen. Er is een goedlopende voor iedereen toegankelijke website, een interessant blad Arbor Vitae en het jaarboek Dendroflora.

De 100-jarige NDV kenmerkt zich door onderlinge vriendschap van haar leden. Tijdens de bijeenkomsten heerst nog steeds de door W.J. Hendriks in 1928 gesignaleerde gezellige en opgewekte stemming en de bereidheid van de deelnemers om de excursie voor iedereen zo leerzaam mogelijk te maken. In deze goede sfeer tracht de NDV haar oorspronkelijke doelstellingen, die in deze tijd nog steeds gelden, te verwezenlijken. Wij spreken de verwachting uit, dat de belangstelling voor de kennis over en het gebruik van de houtige gewassen ook in de toekomst zal blijven en zelfs zal toenemen, mede ingegeven door de klimaatverandering. De NDV zal, voor zover dit in haar vermogen ligt, als kennisplatform en inspiratiebron bijdragen aan onderzoek en discussies.
Wij denken dat de oprichters trots zouden zijn op de huidige NDV.

4 juni 2024
Harry de Coo, auteur
Anneke van Rhijn, redactie
Hans Janssen, belangrijkste bron van informatie

Geef een reactie