Categorie archieven: Arbor Vitae

Populus tremuloides, in cultuur zeldzaam, maar talrijk in het thuisland Noord-Amerika

De populier op de omslag van in november 2017 verschenen Arbor Vitae sluit goed aan bij de dendrologendag van afgelopen 15 september die gewijd was aan het geslacht Populus. Het belang van P. tremuloides, de Amerikaanse ratelpopulier, in het in ons land gekweekte sortiment is klein. Maar wie het kleine niet eert …

Met uitzondering van het zuidoosten komt P. tremuloides in alle staten van Noord-Amerika voor. Zuidelijker reikt het areaal nog tot centraal Mexico. Ze is aan te treffen in koude en gematigde klimaten en van zeeniveau tot hoog in de gebergten. Vooral in de noordelijke helft van Noord-Amerika is ze zeer algemeen. Een bijzondere eigenschap is dat zaadproductie vaak ontbreekt en dat wortelopslag leidt tot grote groepen bomen van eenzelfde kloon. Deze klonen kunnen onderling duidelijk verschillen. Vooral in het westelijke verspreidingsgebied kunnen ze een fantastische herfstkleur vertonen, wat zelfs geleid heeft tot het onderscheiden van een var. aurea. De verschillen tussen de diverse klonen rechtvaardigen niet het eventueel onderscheiden van ondersoorten en variëteiten. De soort is in Noord-Amerika bekend onder een groot aantal namen, waaronder quaking aspen, trembling aspen, American aspen, trembling poplar en white poplar.

Populus tremuloides, op zo’n 2600 m hoogte bij Twin Lakes (Californië).
Foto: Ineke Vink

Kenmerken Populus tremuloides
Het kunnen bomen worden tot 25 m hoog met aanvankelijk een witte gladde stam met zwarte vlekken en knoesten. Op latere leeftijd wordt de stam vanaf de basis donkerder met diepe groeven. Het blad varieert van hartvormig tot bijna rond en heeft een fijngezaagde rand. De top is kort toegespitst. Het blad van de in ons land inheemse ratelpopulier P. tremula is kleiner en heeft een gegolfde bladrand. Ook deze soort kent wortelopslag. Een nauwe verwantschap lijkt aannemelijk en wordt ook ondersteund door enkele studies van de fylogenie. Uit recente studies blijkt dat de Euraziatische soorten van de sectie Populus, P. alba, P. davidiana en P. tremula, onderling nauwer verwant zijn dan met de Amerikaanse soorten van de sectie, onder andere P. tremuloides en P. grandidentata. P. tremuloides lijkt verder het resultaat van kruisingen in een ver verleden met voorouders van P. davidiana en P. tremula die toen in Noord-Amerika waren.
Vooral na bosbranden of andere oorzaken van kaalslag kan de soort in korte tijd terreinen vullen. Maar ze kunnen ook weer snel verdwijnen. Doordat de bomen allemaal via hun wortels met elkaar verbonden zijn kan een infectie zich snel uitbreiden. Diverse ziekten en plagen kunnen de bomen aantasten, zoals boorders, meeldauw, roestkanker en taksterfte. Maar met hun fraaie gele herfstkleur zorgen de vaak zeer grote groepen voor een schitterend herfstbeeld.
De soort bastaardeert met de inheemse P. grandidentata en verder met de ingevoerde Europese soorten P. alba en P. tremula. Met de laatstgenoemde gebeurt het vooral met de populaire P. tremula ‘Erecta’.

Populus tremuloides: wortelopslag leidt tot grote groepen van eenzelfde kloon (Twin Lakes)
Foto: Ineke Vink

Akebia quinata, een bijzondere klimplant

Bij Akebia quinata zijn de bladeren meestal uit vijf blaadjes samengesteld
Foto: Ineke Vink

Op de omslag van de in mei van 2017 verschenen Arbor Vitae staat een bijzondere klimplant in volle bloei. Opvallend zijn de volkomen verschillende mannelijke en vrouwelijke bloemen aan dezelfde bloeiwijzen.

De geslachtsnaam Akebia is afgeleid van het laatste deel van de Japanse volksnaam fagikadsuri-akebi. Het geslacht Akebia is echter vooral in China inheems. Van het viertal soorten komen er daar drie voor. A. quinata komt, behalve in Japan, in China voor in de noordoostelijke tien provincies en verder nog in Korea. Het grootste areaal heeft A. trifoliata. Deze soort is over heel China verbreid en verder in Japan en Taiwan. In China heeft ze drie ondersoorten, waarvan de ondersoort australis het grootste areaal heeft.

De eerste wetenschappelijke beschrijving van een soort van het geslacht gebeurde door de Amsterdamse bioloog Maarten Houttuyn in 1779. Hij beschreef Rajania quinata. Enkele jaren later, in 1794, beschreef de Zweedse botanicus Carl Peter Thunberg een tweede Japanse soort als Clematis trifoliata. Het geslacht Akebia met de soorten A. lobata en A. quinata werd in 1839 beschreven door de Franse botanicus Joseph Decaisne. De Japanse botanicus Genichi Koidzumi ontdekte dat eerstgenoemde naam een synoniem was en bracht in 1925 de soortnaam trifoliata van Clematis over in Akebia.

Akebia quinata kan snel hele pergola’s overdekken
Foto: Ineke Vink

Kenmerken Akebia
Akebia behoort tot de familie van Lardizabalaceae, een familie met een negental geslachten in Noord-Oost Azië. Het meest bekend zijn verder Decaisnea, Holboellia, Sinofranchetia en Stauntonia. Het zijn bladverliezende of half wintergroene klimplanten met een afwisselende bladstand. De bladeren zijn handvormig samengesteld en tellen 3-7 gaafrandige blaadjes. Bij A. quinata zijn het er doorgaans 5, wat ook is weergeven in de soortnaam. Bijzonder zijn de bloeiwijzen met heel verschillende mannelijke en vrouwelijke bloemen. De 4-8 (-11) mannelijke bloemen zijn veel kleiner dan de vrouwelijke. Ze hebben meestal 3 bleekroze kelkbladen en 6 kortgesteelde meeldraden met purperen helmhokjes. De 3 kelkbladen van de vrouwelijke bloemen zijn dieppurperkleurig en veel groter dan die van de mannelijke bloemen. Van de meeldraden resten steriele overblijfsels. De 6-9 vruchtbeginsels zijn eveneens diep purperkleurig. De ellipsvormige tot 8 cm lange vruchten worden zelden gevormd. Ze lijken op die van Decaisnea, maar zijn lichter van kleur. Het eetbare witte vruchtvlees bevat een groot aantal zwartgekleurde zaden.

De in ons klimaat geringe om niet te zeggen zeldzame vruchtdracht heeft onverlaten er toch niet van weerhouden om als Nederlandse naam ‘schijnaugurk’ te bedenken dan wel te gebruiken. De Nederlandse naam klimbes slaat ook nergens op. Gelukkig zijn er daarnaast nog enige die toepasselijker zijn, bijvoorbeeld chocoladerank, naar de kleur van het blad.

Akebia quinata, een flinke klimmer
Foto: Ineke Vink

Akebia quinata is een bijzondere, maar ook onstuimige klimmer die snel hele pergola’s kan overdekken. Met een flinke snoei na de bloei is de struik goed in toom te houden. Voor mogelijke vruchtzetting zijn meerdere planten wenselijk. A. trifoliata heeft drietallig blad, waarvan de blaadjes wat groter zijn dan die van A. quinata. De kleur van de bloemen verschilt niet, maar de aantallen per bloeiwijze zijn flink hoger. De groei is minder onstuimig. In het oosten van China en in Taiwan hoort A. longeracemosa thuis. Deze half wintergroene heester produceert bloemtrossen met tot 45 bloemen, maar lijkt in ons klimaat niet winterhard. Dat geldt waarschijnlijk ook voor de vierde soort A. chingshuiensis, die thuishoort in de bergen van Taiwan.

Mijn favoriete boom: Fagus sylvatica ‘Atropunicea’

Tuldensdijk, nog altijd gesierd door de groene en bruine beuken
Tuldensdijk, nog altijd gesierd door de groene en bruine beuken

Wat een eer om over mijn favoriete boom te mogen vertellen. Als lid van de NDV en als bestuurslid heb ik veel mooie locaties, parken en arboreta bezocht. Ik ben steeds weer zo verwonderd over het mooie, bijzondere en zeldzame sortiment. Zoals een kind in de snoepwinkel zo voelt het voor mij om al dat moois te mogen aanschouwen.

Verschillende bomen schieten me te binnen zoals de Clerodendron trichotomum, Quercus ×turneri, Broussonetia papyrifera, Cercis chinensis, Nyssa sylvatica, Cladrastis kentukea, Magnolia virginiana en de Halesia carolina. De lijst met speciale bomen houdt maar niet op. Zeker naarmate je gaat letten op de bijzondere bomen, komt bij een bezoek aan een park of arboretum steeds weer iets speciaals voorbij. Ook in mijn werk als boom technisch adviseur/ European Tree Technician mag ik me bijna dagelijks begeven rondom bomen.

Bruine beukenlaan bij Landgoed 'de Hoevens'
Bruine beukenlaan bij Landgoed ‘de Hoevens’

Maar als ik echt mijn gevoel volg kom ik uit bij de bruine beuk: Fagus sylvatica ‘Atropunicea’. De liefde en passie voor bomen is ontstaan omdat ik mijn hele jeugd, als dochter van de boswachter, op Landgoed ‘De Utrecht’ heb gewoond. In Tuldensdijk, de straat waar ik woonde, staan nog steeds oude groene en bruine beuken. Bij het zien van een beuk komen de goede herinneringen van het landgoed naar boven. Wat een geweldige tijd hebben we daar beleefd. Het voelt ook als een enorm voorrecht dat ik op die plek heb mogen opgroeien. Terug fietsend uit het dorp zag ik dan in de verte de beuken en wist ik dat ik bijna thuis was. Een fijn gevoel van thuiskomen. Het zijn niet alleen het gevoel en de herinneringen, maar de hele charme van de beuk en voornamelijk de bruine beuk spreekt mij aan. De imposante verschijningsvorm, de diep intense kleur van de bladeren, de blanke stam, de beukennootjes (die heerlijk zijn in de salade), het uitlopen van het blad waardoor een gouden gloed rondom de beuk hangt en hetzelfde blad dat in de zomer kleurt tot donkerpaars, en als laatste de prachtige herfstkleuren.
Voor eens en altijd besmet met het ‘grote bomenvirus’ brengt me dat op bijzondere plekken. In de directe omgeving van Landgoed ‘De Utrecht’ ligt het kleine, maar zeker niet minder mooie, Landgoed ‘de Hoevens’. De rand van het landgoed wordt omgeven door een dubbele rij beuken. Een prachtige bruine beukenlaan.

Tijdens de werkzaamheden voor het Hoogheemraadschap in Noord-Holland werd ik gewezen op het bestaan van verschillende oude beuken in de provincie. Zoals de beuk in Westerhout en de twee beuken in de voortuin van Lambertschaag. De bruine beuk van Westerhout is een vrij uitgroeiende boom met takken tot aan de grond. De beuk is ruim tweehonderd jaar oud en helemaal puntgaaf. De beuk staat in de tuin van een verzorgingshuis. Zoals de begeleidster van het verzorgingshuis mij vertelde, een boom waar de mensen hier, maar ook uit de omgevin,g waarde aan hechten.

De twee oude beuken bij Lambertschaag
De twee oude beuken bij Lambertschaag

Dan de twee bruine beuken voor boerderij ‘de Stins’ in Lambertschaag. Deze twee monumentale bomen van 275 tot 300 jaar oud staan voor een boerderij waarvan de geschiedenis ver terug in de tijd gaat. Ook hier zit een heel verhaal van historie aan de bomen vast waar ik als bomenliefhebber ongelofelijk veel respect voor heb.

Takken tot aan de grond van de beuk bij Westerhout
Takken tot aan de grond van de beuk bij Westerhout