Mijn naam is Susan Ras. Ik ben 26 jaar en geboren in Leiden, waar ik na mijn middelbare school Russisch heb gestudeerd. Vervolgens ben ik aan een tweede studie begonnen, Bos- en natuurbeheer, aan de Wageningse universiteit. Inmiddels studeer ik daar een aantal jaar en rond nu mijn master af met een stage in België. In die stage mag ik vanaf januari vier maanden helpen met onderzoek naar historisch hout. In plaats van te kijken naar onder andere klimaat-groei relaties in levende bomen, zoals in Wageningen vaak wordt gedaan, komt hier meer een cultureelhistorisch aspect op de voorgrond te liggen.
Door middel van dendrochronologie (jaarringonderzoek) worden houten constructies en voorwerpen door onderzoekers gedateerd. Maar er is meer: ook wordt geprobeerd de herkomst van het hout, dus de boom, te lokaliseren. Handelsroutes kunnen zo worden getraceerd. Soms valt er zelfs wat te ontdekken over het vroegere beheer van een boom. Dit alles kan bijdragen aan een beter begrip van het verleden en van de (wel of niet duurzame) exploitatie van bossen uit vroegere tijden.
Brede opleiding
Ik kan niet zeggen dat ‘het groen’ altijd een prominente rol in mijn leven heeft gespeeld, al heeft het zeker al lang mijn belangstelling. Hoewel ik bewust voor de studie Bos- en natuurbeheer heb gekozen, is het me toch wel overkomen en voel ik dat ik nu goed op mijn plek zit in Wageningen. De opleiding is ontzettend breed, veel onderwerpen komen aan bod. Protest tegen het beleid in de Oostvaardersplassen, bodemprofielen, statistiek, plantenmorfologie en -fysiologie, de wolf, de boer, hydrologie, houtproductie, (Europese) regelgeving en de biodiversiteit van Nederland en daarbuiten. Tijdens je studie krijg je veel dilemma’s op je bord zoals casussen waarin de verschillende belangen van natuur, bomen en mensen telkens weer botsen.
Zelf ben ik me steeds meer gaan richten op de vakgroep Bosbeheer en Bosecologie van Wageningen en heb ik talloze baantjes als student-assistent gehad waarin ik heel gevarieerde klusjes mocht doen. Dat ging om helpen met de organisatie van een vak over houtproductie, dagenlang hout opschuren voor een practicum, bomen bemonsteren, jaarringen meten, de dichtheid van afbrekend hout bepalen en vergelijken, helpen bij practica van hout- en boomsoortherkenning etc. De bevlogen onderzoekers en andere medewerkers helpen zeker mee om het een inspirerend vakgebied te maken. Studenten worden geprikkeld met casussen als:
‘Veel mensen willen graag een houten eettafel. Van welke boom moet jouw favoriete keukentafel zijn gemaakt? Hoe moet hij zijn beheerd? Is het hout lokaal of geïmporteerd uit een andere regio waar meer ruimte is voor de natuur? Welke implicaties heeft dat voor het natuurbeheer hier en daar?’
Maar ook:
‘Wat voor invloed heeft de groeiwijze en herkomst van hout op sterkte en toepasbaarheid voor verschillende functies?’
Zo leren we dat een ringporige boom als een Eik een hogere dichtheid heeft als hij in Nederland snel kan groeien, terwijl een naaldboom als een Lariks juist sterker wordt als hij traag groeit in Siberië.
Actief bezig in de praktijk
Het echt praktische werk komt helaas in mijn studie niet aan bod, maar gelukkig zijn er talloze groene subwerelden in Nederland waar je vrij gemakkelijk in kan rollen. Zo deden we met een groep studenten vorig jaar mee aan het Nederlands kampioenschap Maasheggenvlechten en/of kun je wekelijks de handen uit de mouwen steken in het in Wageningen gelegen Arboretum Oostereng. En sinds een jaar loop ik altijd graag mee met excursies van de NDV waar Wilma Verburg mij, tot mijn grote genoegen, in heeft gesleept. Eén van de dingen die me daar het meeste opvalt, is hoe de beleving en kennis van bomen bij de meeste NDV’ers zo totaal anders kunnen zijn dan die van mijn medestudenten en docenten in Wageningen. Neem bijvoorbeeld de verschillen in inzicht over het belang van inheems en/of autochtoon plantgoed en soortenkennis. Hoewel de groene subwerelden allemaal zijn verbonden door affiniteit met groen, lijken ze soms wel een andere taal te spreken.
En dat terwijl het juist heel tof is om van elkaar te leren.
Zo was er afgelopen oktober een kruisbestuiving tussen studenten en leden van de NDV in het Amstelpark in Amsterdam. Ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum van het Amstelpark, aangelegd voor de Floriade in 1972, gaf een onderzoekster van de WUR, Ute Sass-Klaassen, een lezing over hoe we op basis van jaarringonderzoek kunnen zien hoe een aantal boomsoorten in het Amstelpark de laatste 50 jaar hebben ervaren. Zo kon je in de jaarringen van Populieren zien hoe ze reageren op een dunningsactie en kwijnden de Fijnsparren (Picea abies) en de Reuzenzilversparren (Abies grandis) echt weg de laatste jaren. Daarna raakten studenten en NDV’ers met elkaar in gesprek over onder andere houtvaten, droogteresistente soorten en de enorme verscheidenheid aan Eikensoorten. De studenten leidden NDV’ers rond in het tijdelijke houtlaboratorium dat was opgebouwd in de orangerie. Vervolgens trakteerden de NDV’ers ons op een rondleiding langs alle bijzondere bomen in het park.
Het combineren van vakgebieden en kennis vind ik heel leuk en graag had ik mijn vorige studie Russisch ook weer wat willen opfrissen door op stage te gaan in een houtlaboratorium in Siberië. Helaas is dat door de oorlog in Oekraïne geen reële of wenselijke optie meer. Gelukkig heeft dat nu wel tot een heel leuke stage in België geleid. Zo kun je eigenlijk nooit je eigen toekomst voorspellen, maar pakt het vaak heel plezierig uit. Wat ik wel met zekerheid kan zeggen is dat ik mijn keukentafel graag uit een lokaal bos haal. Heeft iemand nog wat hout over?