Categorie archieven: Dendrovaria

Quercus imbricaria in Hengelo

In 2021 begon de Bomencommissie van de gemeente Hengelo (Overijssel) met de herziening van de lijst met bijzondere bomen. Bij het maken van deze lijst hebben wij een adviserende functie en geven we vroegtijdig aan welke bomen in aanmerking komen voor de nieuwe lijst.
In de concept-lijst stond deze keer de Quercus imbricaria (Dakspaaneik) op het Dekkersveld in de wijk Klein Driene. In deze wijk organiseerden we in oktober 2016 een NDV-excursie. Bij het bespreken van deze boom ontdekten we tot onze verbazing dat de Quercus imbricaria op de Algemene Begraafplaats niet op de lijst stond. Een boom die we tijdens onze excursies altijd als voorbeeld van een monumentale boom bespreken.

De Quercus imbricaria op het Dekkersveld (Klein Driene)
Foto: Jan Zwienenberg

Quercus imbricaria op de Algemene Begraafplaats
In Dendroflora 17 (1980) wordt uitgebreid aandacht besteed aan het geslacht Quercus. In het hoofdstuk Monumentale Eiken in Nederland worden de monumentale exemplaren van de verschillende soorten genoemd, waaronder Quercus imbricaria. Een citaat: ‘De eik is nogal schaars, toch vormt hij indrukwekkende bomen. Hij kiemt en groeit goed; aanbevolen (!). De algemene begraafplaats in Hengelo bezit twee forse bomen, de grootste is 23 m hoog, 2,70 m omvang en 20 m kroondiameter.’ Daarna worden nog twee bomen genoemd.
Deze begraafplaats aan de Oldenzaalsestraat is in 1910 in gebruik genomen. Het oudste deel is waarschijnlijk ontworpen door Leonard A. Springer met een symmetrische opzet en voornamelijk ronde vormen. In dat deel staat nu nog maar een van de twee exemplaren van Quercus imbricaria. Het plantjaar is 1910.
Uit hetzelfde plantjaar zijn nog meer verschillende bomen aanwezig, waaronder Fagus sylvatica, diverse Coniferen zoals Thuja plicata ‘Zebrina’, Chamaecyparis lawsoniana ‘Wisselii en direct achter de ingang twee exemplaren van Fagus sylvatica ‘Pendula’.

De stam van de Quercus imbricaria op de Algemene Begraafplaats
Foto: Jan Zwienenberg

Aan de slag
De boom op de begraafplaats is 110 jaar oud en de gegevens van een van de twee exemplaren zijn in 1980 gepubliceerd. Hoe is de stand van zaken nu, zo’n veertig jaar later?
Omdat er in Hengelo vier exemplaren van deze soort zijn, hebben we besloten ze alle vier op te meten. Naast de boom op de Algemene Begraafplaats en die op het Dekkersveld (plantjaar 1960) staan er twee tegenover de begraafplaats in een grasveld voor kerkgebouw ’t Venster (plantjaar 1961).

Met meetlint en de lasermeter van Leo Schoolkate zijn we aan de slag gegaan.

We hebben deze gegevens intussen ingevoerd op de site waarop de grootste bomen in Nederland staan (https://www.monumentaltrees.com/nl/nld-quercusimbricaria/). De bomen uit Hengelo nemen daar nu een prominente plaats in. Verder hebben we de Bomencommissie gevraagd om de boom op de Algemene Begraafplaats op te nemen in de nieuwe versie van de lijst met bijzondere bomen.

Quercus imbricaria (1) voor kerkgebouw ’t Venster
Foto: Jan Zwienenberg

Quercus imbricaria
Een tweede aanbeveling betreft het snoeien van de bomen op het Dekkersveld en voor ’t Venster. Bij deze bomen kan men nu makkelijk een aantal bijzondere kenmerken van deze soort waarnemen. Voor excursiedeelnemers is het elke keer een openbaring dat die grote boom op het Dekkersveld een Eik is. Hij lijkt er toch helemaal niet op. Een paar voorbeelden in vergelijking met de bekende Zomereik.

Bladeren
Als je het blad ziet, denk je niet direct aan een Eik. Het blad heeft meestal aan de top een naaldje van ongeveer 2 mm. De rand is gaaf. De bovenzijde is glanzend donkergroen en vrijwel kaal terwijl de onderzijde kort en dicht grijs behaard is.

Blad Quercus imbricaria
Foto: Jan Zwienenberg

Vruchten
De eikel is tweejarig, net als bij de Quercus palustris en Quercus rubra (sectie Lobatae). De jonge eikels zijn makkelijk te vinden. Toch hebben we niet vaak volgroeide eikels gevonden. De meeste nog bij ’t Venster waar twee bomen dicht bij elkaar staan.
Wij hopen dat de gemeente ervoor zorgt dat deze bomen niet verder opgesnoeid worden. Dat is op deze plekken ook niet noodzakelijk.

Habitus Quercus imbricaria
In de literatuur staat dat de boom tussen 15-25 m (kleiner dan 30 m) hoog wordt met een brede, ronde, open kroon. De schors is grijs tot grijsbruin, dun en lang glad blijvend en tenslotte met enkele ondiepe spleten. Dit laatste is goed te zien bij de boom op de Algemene Begraafplaats.

Literatuur
D.E. Boeijink, M. de Geus, B. Schalk. Loofbomen in en buiten het bos, deel 2: Beschrijving van soorten. Coutinho, Muiderberg, 1992.

Wintergroen

Nu alle blaadjes weer van de bomen zijn gewaaid ziet ons arboretum er heel anders uit. Het is net of het kleiner is. Komt misschien omdat je nu verder kunt kijken. Ik ben elke winter weer blij dat er nog een flink aantal Coniferen zijn, die geven ten minste nog wat groene kleur.

Magnolia grandiflora, één van de bladhoudende Magnolia’s
Foto: Ineke Vink

Hoewel, ik realiseerde me dat er ook aardig wat loofbomen en struiken zijn die hun groene blad houden in de winter. Hoeveel zijn dat er eigenlijk bij ons, vroeg ik me af. Ik ben aan de wandel gegaan met een opschrijfboekje in de hand. Tot mijn eigen verbazing telde ik zo’n 100 taxa! Een paar voorbeelden. Groenblijvende Eiken zoals: Quercus ilex (Steeneik), Q. agrifolia (Californische hulsteik), Q. myrtifolia, Q. suber (Kurkeik). Maar ook de Magnolia grandiflora (Zuidelijke magnolia), M. laevifolia en M. figo (Bananenstruik) mogen er zijn. Elke winter geniet ik weer van de nu al flink uit de kluiten gewassen Ligustrum lucidum (Chinese liguster). Ook de paar winterharde Eucalyptus soorten E. gunnii (Cidereucalyptus), E. pulverulenta en E. pauciflora subsp. niphophylla (Sneeuweucalyptus) bezie ik altijd met veel plezier. Natuurlijk kwam ik ook een paar bijzondere tegen waarvan ik nauwelijks wist dat ze in de collectie waren, zoals Hakea microcarpa, Grevillea erectiloba (Australische zilvereik), Notaphoebe cavaleriei, Ilex perado (Spaanse hulst) en Umbellularia californica (Californische laurier).

Bijna voorjaarsgroen, deze Grevillea erectiloba
Foto: Ineke Vink

Groenblijvende loofbomen hebben vaak een extra dikke cuticula, een vettig laagje op de bladopperhuid (epidermis). Ook hebben de cellen vriespunt verlagende stoffen in hun cellen. Dat beschermt hen tegen vorst.
Ik bedacht me ineens hoe interessant het zou kunnen zijn om een arboretum (of ten minste een groot deel ervan) met uitsluitend bladhoudende loofbomen aan te leggen, daar blijft het hele jaar door van alles te zien …

Invasieve exoten en hybride

Invasieve exoten zijn onderwerp van veel discussie, ook in mijn dagelijkse werk als tuin- en landschapsarchitect. Afgezien van vragen van grondeigenaren over een specifieke plant en het al dan niet vermeende invasieve karakter ontstaat er op ambtelijk niveau steeds meer weerstand tegen het toepassen van bepaalde soorten. Daarbij dreigen in het kader van zichtbaar daadkrachtig optreden verkeerde ingrepen en bestrijdingsmaatregelen.

In reactie op het artikel van Piet de Jong in de vorige Arbor Vitae (2021, nr. 3) over invasieve soorten het volgende. Piet de Jong meldt onder andere Rhododendron ×superponticum Deze soort is beschreven als een hybride tussen de Pontische rhododendron en Amerikaanse soorten. Deze superhybride met extra groeikracht zou verantwoordelijk zijn voor de plaatselijk dominantie van wat eerder onder R. ponticum werd geschaard. Echter deze plant met hybride groeikracht (heterosis) bestaat niet.

Dit betekent overigens niet dat het fenomeen van heterosis niet betrokken is bij het ontstaan van invasieve soorten. De eveneens in het artikel genoemde Japanse duizendknoop (Fallopia japonica) is een mannelijk onvruchtbare plant die zich vooral via menselijk handelen (maaien en grondverzet) verspreidt. Een toevallige kruising met een Russische zustersoort (Fallopia sachalinensis) leverde de Basterdduizendknoop Fallopia ×bohemica die krachtiger groeit, droogtebestendig is en zowel vruchtbaar stuifmeel als vruchtbeginsels produceert. Deze nieuwe soort kan terugkruisen met beide ouders en zo voortplanting via zaad introduceren in de populatie van Fallopia japonica. De hybride wordt vaak gemist, zoals ook bij veel beheerders de Russische zustersoort onbekend is.

Rhododendron ×superponticum op landgoed Soeslo bij Zwolle
Foto: André Beerendonk

Terug naar de Pontische rhododendron. Genetisch onderzoek heeft laten zien dat de sterk woekerende planten van R. ponticum allen behoren tot dezelfde kloon. R. ponticum kent een gescheiden verspreidingsgebied met de hoofdpopulatie in Klein Azië (Pontisch Gebergte), een kleine populatie in Bulgarije en een in het zuiden van Portugal en Spanje. De invasieve planten in het Verenigd Koninkrijk zijn genetisch gelijk aan de planten uit Portugal (ook wel aangeduid als R. ponticum ssp. baeticum). De hybriden van R. ponticum en de nauw verwante Noord-Amerikaanse zustersoorten R. catawbiense en R. maxima lijken juist minder groeikrachtig te zijn dan R. ponticum. Schots onderzoek heeft overigens wel introgressie vastgesteld waardoor in wilde populaties tot 5% catawbiense-genen aanwezig zijn in het genoom van R. ponticum. De meeste invasieve exoten zijn polyploïden, dat geldt echter niet voor R. ponticum (een diploïde).

In de bestrijding van R. ponticum worden veel ongelukkige keuzes gemaakt. De struiken – die zich vooral via afleggers vermeerderen – worden afgezaagd. De stobben en stengeldelen in het strooisel lopen vervolgens weer uit en tussen de slecht verterende bladeren kiemen alleen zaden van de Pontische rhododendron. Dit verjongt en vernieuwt de opstand waardoor deze zich eerder uitbreidt dan dat deze wordt ingeperkt. Overigens waren planten als de Pontische rhododendron, Sneeuwbes en Beuk veelgebruikt op buitenplaatsen die slechts gedurende een aantal maanden of zelfs weken per jaar werden bewoond. Het feit dat er niets onder kon groeien betekende namelijk ook veel minder onderhoud.