Op de omslag van de tweede Arbor Vitae van 2019 staat een fraaie foto van een ontluikende scheut van de parasolden of kransspar. Er is wel een lichte aarzeling om er over te schrijven want in het laatste nummer van 2008 van Arbor Vitae verzorgde Joop Dahm een uitgebreide bijdrage over deze interessante naaldboom. Intussen is dat al weer bijna elf jaar geleden, maar het artikel is nog te vinden op internet.
Mijn eerste echte kennismaking met deze conifeer was in het Von Gimborn Arboretum waar een flinke groep in de jaren dertig van de vorige eeuw werd geplant. Intussen is die groep kleiner geworden. Vooral doordat ze omwaaiden, maar de groep is ook steeds weer met jonge exemplaren aangevuld. Fascinerend is de bouw van de jonge scheuten met schubjes en aan de top een krans van naalden. In werkelijkheid is het echter veel ingewikkelder want het zijn geen naalden. Aanvankelijk dacht men dat het twee vergroeide naalden waren, maar het zijn vergroeide bladachtige stengels, zogenaamde cladoden. Het is vergelijkbaar met de schijfcactus, al spreken we daar van phyllocladen. De echte naalden van Sciadopitys zijn de sterk gereduceerde schubjes langs de scheuten. Hetzelfde verschijnsel is ook bekend van de aspergeplant.
Naamgeving van een buitenbeentje
Sciadopitys is binnen de coniferen ook een echt buitenbeentje. In Booms Nederlandse Dendrologie werd het geslacht nog gerekend tot de Abietaceae. Lange tijd behoorde ze ook tot de Taxodiaceae, maar thans is Sciadopitys het enige geslacht van de Sciadopityaceae. Het geslacht is al heel oud. Er zijn fossielen bekend uit het Boven Trias, ruim 200 miljoen jaar geleden. Ook in Europa was het geslacht aanwezig tot aan het begin van het Pleistoceen, ruim 2,5 miljoen jaar geleden. Thans rest alleen Sciadopitys verticillata in Japan, een levend fossiel. Ze komt daar heel verspreid voor op de zuidoostzijdes van de eilanden Honshu en Shikoku, en verder op Kyushu. De boom groeit erg langzaam. Meestal groeien ze op arme bodems of plekken in het bos waar gaten in het kroondak van de bomen zijn gevallen. De gefragmenteerde populaties vertonen een teruggang. Op de Rode Lijst van IUCN staat de soort gerangschikt als near threatened. De Japanse naam voor de boom is koyamaki.
Met de wetenschappelijke beschrijving van de soort passeren diverse geslachten de revue. Thunberg beschreef de soort in 1784 als Taxus verticillata. Siebold vond in 1830 Pinus verticillata een juistere naam, maar samen met Zuccarini werd het in 1842 Sciadopitys verticillata. Het duurde na de laatste beschrijving in 1842 nog bijna twintig jaar voor de invoer in Europa op gang kwam. John Gould Veitch, een van de eerste Engelse plantenjagers die Japan bezocht, stuurde in september 1860 zaden naar Engeland. Maar de eer gaat vooral naar Robert Fortune die enkele planten naar de Standish Nursery stuurde. Een daarvan werd op 5 juni 1861, slechts enkele dagen na de aankomst, gepresenteerd op de show van de Royal Horticultural Society.
Het blijft een bijzondere naaldboom met een sierlijke groei. De glimmende donkergroene naalden komen het best tot hun recht op een beschaduwde plek. Er zijn ook wel selecties met gele naalden, maar voor mij genieten de donkergroene naalden de voorkeur. De groei is zeker aanvankelijk tamelijk langzaam, wat de plant geschikt maakt voor kleinere tuinen. Een licht zure grond is wel het beste. Naast van zaad gekweekte planten zijn er ook dwergvormen als ‘Compacta’, ‘Grüne Kugel’ en ‘Picola’ in de handel.