Ria van Eijndhoven, rozenfreak en natuurmens

Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestond?
Ik ben Ria van Eijndhoven, geboren in 1940 in een klein Brabants dorp. Ik ben de oudste van drie zusjes, mijn ouders hadden een gemengd bedrijf. Vlak na de oorlog was er nog geen waterleiding en elektriciteit. Met verwondering zag ik dat er licht kwam door een knopje om te zetten. Die verwondering ben ik mijn hele leven niet meer kwijtgeraakt. Ik ben in de bossen opgegroeid, dat was mijn ideale speelplaats. Ik heb 35 jaar als verpleegkundige gewerkt. In mijn werkzame leven had ik nog weinig met het intensieve tuinieren van doen. Opvallend: patiënten en planten beginnen met een P en beiden hebben zorg en aandacht nodig.

Ria naast Ribes laurifolium, een bijzondere winterbloeier
Foto: Ineke van Teylingen

Wat voor opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Geen enkele opleiding, ik ben een selfmade tuinier. Veel wijsheid komt uit boeken en via lidmaatschappen van diverse groene magazines. Toen ik gebeld werd voor dit interview, antwoordde ik daar niet de geschikte persoon voor te zijn. Ik kom heel graag naar de activiteiten van de NDV, maar wat kennis betreft …?

Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan en wie hebben je geïnspireerd?
Mijn vader nam mij als klein meisje mee de tuin in en hij leerde mij wat ik er wel en niet uit mocht trekken. Daar is waarschijnlijk de kiem voor het tuinieren gelegd. Gedurende mijn werkzame leven was ik altijd na mijn werk wel even in de tuin aan de gang. Marinus Kooy heeft ons enthousiast gemaakt om lid te worden van de NDV en Koos Slob vind ik zeker een inspiratiebron. Ik heb bewondering voor de manier waarop zijn arboretum tot stand is gekomen en steeds met extra hectares is uitgebreid om het sortiment te vergroten en het geheel te verfraaien.

Een bloeiende Parrotia persica ‘Vanessa’
Foto: Ineke van Teylingen

Hoe zag in grote lijnen je dendrologische leven er uit?
Na mijn pensionering ben ik lid geworden van de Beemster tuinclub en ik ga nu al jaren met de club en de NDV het tuinpad op, leerzaam en prettig. In België deed ik een cursus tuinontwerpen, daar heb ik leren kijken.
In 1974 zijn Jan en ik hier op 5000 vierkante meter begonnen. Het waait altijd, dus rondom staan hagen of hogere beplanting. De tuin is verdeeld in compartimenten die met elkaar in verbinding staan: een rozentuin, natuurtuin, groentetuin, hortensiavallei met honderd soorten en uitgebreide heesterborders met lelies. Deze zijn bedoeld om ’s zomers kleur in de borders te brengen als de heesters zijn uitgebloeid. In het midden van de tuin is een rondeel met drie rijen beukenhaag, op diverse hoogtes gesnoeid. De rijkste bloeitijd is tweede week juni.
Het onderhoud doen we samen, maar de taken zijn wel een beetje verdeeld. Jan neemt het snoeien, gras verzorgen en de constructiewerkzaamheden voor zijn rekening. De snoei van de rozen en de hortensia’s is mijn klus.
De natuurtuin heeft mijn bijzondere aandacht. Dertien jaar geleden ben ik begonnen met het strooien van zaad, maar dat werd in de klei geen succes. Het eerste jaar alleen maar barbarakruid en het tweede jaar pastinaak. Op kleigrond blijken papavers en margrieten niet te willen groeien. Stokrozen zaaien is ook geen succes, van alle kilo’s die zijn gestrooid zijn er twee planten opgekomen. Mijn streven is om dit gedeelte er als een schilderij van Monet te laten uitzien. Een natuurlijke tuin oogt makkelijk, klinkt makkelijk, maar is heel veel werk. Als je het onder controle wilt houden, ben je dagen bezig om de grassen uit de buurt er tussenuit te plukken. Een dergelijke tuin zal op zandgrond makkelijker te onderhouden zijn.

Rosa ‘All that Jazz’
Foto: Jan Schoutsen

Voor welke planten heb je een speciale passie?
Dan komen we uit bij de houtige gewassen en in het bijzonder de rozen. En daar zijn meerdere redenen voor. In de eerste plaats is de roos het symbool van de liefde en ik denk wel de innigst beminde bloem. Ze heeft emotionele waarde, zoals geur, kleur en schoonheid. Ze is het zinnebeeld van de ijdelheid, de vergankelijkheid en van de schoonheid van het leven. Maar de roos vertegenwoordigt ook het kwaad en wel in de vorm van haar stekeligheid. Ik heb honderd soorten, maar ik heb geen voorkeur voor enkel- of dubbelbloemig. Je hebt doorbloeiers en rozen die ineens alles geven, in mijn ogen moeten ze gemengd worden aangeplant. Ik heb een voorkeur voor een mix van beiden om steeds weer iets anders te ontdekken. In Afrika hebben ze door de warmte meer geur, in ons klimaat is het net te koel. Ik ben gek op Austin rozen maar de steel is te teer om de zware bloem te dragen. Ik probeer door snoei de steel steviger te krijgen maar het is me nog niet gelukt.

Wat is het leukste wat je hebt meegemaakt?
Wat mij opgevallen is bij de uitstapjes met de NDV: er gaan leden mee die niet zo goed ter been zijn maar ze gaan wel dapper mee de heuvel op en een ruig gebied in! Dat heeft mijns inziens te maken met interesse en passie.

Wat is het vervelendste in je tuin?
Hier in de polder is de harde wind verwoestend. En dan vaak in de tijd dat de bomen en struiken net in blad staan. Daar word ik wel eens moedeloos van. Daarentegen is een matig windje prettig voor de rozen, dat geeft minder luizen. En dan die vreselijke slakken!

Heb je een leuke anekdote te vertellen?
Als we vroeger met de tuinclub een tuin bezochten waar vooral veel bomen in stonden dan werd er al gauw gezegd: een mannentuin! Het bezoeken van een arboretum, daar was men niet voor in. Echter de afgelopen jaren hebben we arboretum Gimborn in Doorn bezocht, begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam en de Hortus Botanicus in Leiden. Met groot enthousiasme van de deelneemsters.

Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Ja, al zo’n tien jaar vanaf mei tot half september is de tuin open. Er is veel belangstelling voor de opbouw van de bomen en ook het grote sortiment heesters in de borders trekt de aandacht van de bezoekers. De laatste tijd komt er opvallend veel Duits bezoek. Weer of geen weer, daar trekt men zich niets van aan. De verscheidenheid in vorm, kleur, hoogte en plaatsing is een reden om te blijven komen.

Als je het over mocht doen, zou je dan weer hetzelfde beroep kiezen of zou je het anders doen?
Ik zou weer de zorg in gaan, maar wel proberen om op jongere leeftijd meer kennis over de natuur op te doen. Het is aantrekkelijk om meer inzicht te krijgen in wat de natuur in je tuin doet. De natuur speelt zijn eigen partij. Het enige wat je kunt doen is je er bij aanpassen.

Is er een bijzonderheid die je wilt vertellen?
De natuur geeft uiting aan de diepe wens van de mens. Tuinen en parken inspireren en elk jaargetijde trekt het lover een wisselkleed aan.

Geef een reactie