Toen Ineke van Teylingen me vroeg in Arbor Vitae te schrijven over mijn favoriete plant, dacht ik: die heb ik niet. Ik vind zo veel planten mooi, dat het ondoenlijk is om één favoriet te kiezen. Ik schreef er al eerder over in Arbor Vitae en somde toen een lijstje met favorieten op. Een aantal van deze planten zijn ook bij mij wat weggezakt en zou ik nu niet meer noemen. Nog steeds favoriet zijn echter Gymnocladus dioica, Cornus controversa ‘Variegata’, Koelreuteria, Neviusia alabamensis, Olearia, Patrinia triloba en Ptelea trifoliata. Als ik dit lijstje nogmaals beschouw, valt me op dat er veel geelbloeiende en geelbladige planten bij staan (Koelreuteria, Patrinia en Ptelea). Niet vreemd, want in tegenstelling tot veel mensen houd ik van geelbloeiende planten. Het is een kleur waar ik vrolijk van word, maar ook een kleur die wat lastig te combineren is. En nee, niet alle gele bloemen zijn mooi. Zo kan Forsythia wat ordinair overkomen en ook het donkere geel met de zwarte hoofdjes van Rudbeckia fulgida komen wat sombertjes over. Narcissen daarentegen reken ik wel tot mijn favoriete planten (of mogen bollen niet worden genoemd in deze rubriek?). Als de vrolijke trompetten bloeien is dat voor mij het ultieme voorjaarsgevoel.
Terug naar de moeilijke keuze voor een favoriete plant. Ik heb wel eens gehoord dat ieder mens van nature een band zou hebben met bepaalde boomsoorten. Mensen die mij kennen weten dat ik normaal gesproken niet veel waarde hecht aan dit soort ‘zweverigheid’. Maar na enige zelfreflectie ben ik erachter gekomen dat ik steevast naar één bepaalde boomsoort loop als ik grote exemplaren in tuinen en parken zie. Ik heb het over Eucalyptus. Steeds als ik een grote Eucalyptus zie, heb ik een onbedwingbare drang om even naar de boom te lopen en deze een bemoedigend klopje op de stam te geven. Eucalyptus is een groot geslacht van kleine tot zeer hoge bomen uit de Myrtaceae. De ruim 650 soorten komen voornamelijk voor in Australië, maar ook in Maleisië en het zuiden van de Filippijnen. De bladeren zijn gewoonlijk dik en leerachtig en de bast bladdert bij veel soorten af in lange stroken. Doordat de bomen veel etherische oliën bevatten, verspreiden ze een typische, frisse geur. Helaas zorgen deze oliën er ook voor dat de bomen bijzonder brandbaar zijn. Dit hebben we afgelopen jaar in Portugal gezien. Maar als statige boom is Eucalyptus zeker een kanshebber als favoriete plant.
Zo hoog als Eucalyptus kan groeien, zo laag is een andere kanshebber: Linnaea borealis, het Linnaeusklokje. Als fervent Scandinavië-liefhebber zie ik dit iele bodembedekkertje vrijwel ieder jaar in het wild. Als cultuurplant treffen we Linnaea slechts sporadisch aan. Het is geen plant voor grootschalige toepassing en eigenlijk meer een liefhebbersplantje (als tuinplant dus). Maar in de natuur voelt dit bosplantje zich prima thuis. Vaak groeit Linnaea op iets lichtere plaatsen in loof- of gemengde bossen. De dunne twijgjes kruipen over de bosgrond en wortelen vast op de knopen. De vrijwel ronde blaadjes staan steeds tegenover elkaar, een kenmerk van de Caprifoliaceae, waar Linnaea toe behoort. Vanuit de bladoksels groeien korte steeltjes omhoog waaraan gewoonlijk twee klokvormige bloemetjes verschijnen. De fragiele bloemetjes zijn zachtroze, wat mooi past in de vaak wat donkergroene omgeving van de Scandinavische bossen. Soms lijkt het dan net alsof de bodem bedekt is met roze pareltjes.
Het plantje werd door J.F. Gronovius (1690-1760) naar zijn vriend Linnaeus vernoemd. Aangezien L. borealis (waarschijnlijk ook in de 18e eeuw) een zeldzaamheid in Nederland was, is het aan te nemen dat Linnaeus dit zelf aan Gronovius heeft aangegeven. Enig narcisme was de grote botanicus niet vreemd.
Een favoriete plant noemen blijkt dus niet mogelijk. Heel veel planten hebben een X-factor die ze aantrekkelijk maakt. Net als in 2001 kan ik makkelijk nog een rijtje opnoemen dat ook favoriet is. Maar dat doe ik niet, anders moet ik me in 2035 weer verantwoorden.