Tsja … wat een moeilijke vraag, ‘wat is mijn favoriete boom?’ Zodra ik er één wil noemen, denk ik al aan een andere en nog een andere en weer een andere. Om verschillende redenen heb ik dus meerdere favoriete bomen. In ‘mijn’ bomenpark De Nieuwe Ooster staan zo veel bomen waar ik binding mee heb dat ik de grootste moeite heb om er één tussenuit te pikken. Neem de grote rode beuk Fagus sylvatica ‘Atropunicea’. Hij staat prachtig solitair en is aangeplant door de architect van het gedenkpark Leonard Springer. Hoe sierlijk laat hij zijn takken hangen net boven de graven, waardoor hij een soort beschermheer is geworden.
De Zelkova serrata heb ik twintig jaar geleden van de takkenkraker gered, verplant en inmiddels is hij een geweldig exemplaar geworden. Vol trots passeer ik ‘m dagelijks. Net zo goed de schuine trompetboom, Catalpa bignonioides, die vanwege zijn schuine stand genomineerd stond om in aanraking te komen met de kettingzaag. Ook daar ben ik destijds (in 1995!) tegenin gegaan. De boom kon in mijn ogen nog jaren mee en ieder jaar beloont hij ons als dank met een tooi van prachtige bloemen. Altijd leuk om met een rondleiding te vertellen waarom hij de bijnaam ‘ambtenarenboom’ heeft: 1. hij komt zeer laat op gang (bladontwikkeling), 2. hij is op z’n best tijdens de vakantieperiode (bloei), en 3. hij laat het weer vroeg afweten (bladval). Ondanks dat ik zelf ambtenaar ben, voel ik me totaal niet aangesproken.
En de keus valt op …
Maar goed, het gaat om ‘Mijn favoriete boom’ dus ik moest er toch één benoemen. Na rijp beraad wordt het de zakdoekjesboom, Davidia involucrata. De boom is natuurlijk onder dendrologen zeer bekend en gelukkig ook steeds meer onder de niet-bomen-kenners. Vele malen is de boom beschreven en ik zal de lezer van dit blad ook weinig nieuws kunnen vertellen, of wel? Laat ik beginnen met wat ik met deze boom heb.
Meer dan twintig jaar geleden kwam ik de boom in volle glorie tegen in, toen nog, Arboretum Trompenburg. Opeens stond ik onder een boom met allemaal witte vlaggetjes. Het bordje vertelde mij de naam. Nadat ik van de eerste bewondering was bekomen, rees bij mij een gedachte: ‘Deze boom wil ik ook op De Nieuwe Ooster.’ Destijds was mijn ‘bomenrol’ op De Nieuwe Ooster van geen betekenis, dus moest ik via de juiste kanalen het verzoek indienen om deze zakdoekjesboom te verkrijgen. Gelukkig kreeg ik alle medewerking, vooral na mijn betoog dat een zakdoekjesboom vanwege de symboliek op een begraafplaats thuishoort.
Deze boom was voor mij het startsein om van onze begraafplaats een arboretum te maken, het begin van alles. Om die reden gaat hij mij aan het hart. Maar ook puur om de schoonheid van de boom. In de winter heeft hij mooie rode, puntige knoppen. De toegespitste bladeren met gezaagde bladrand en hartvormige voet spreken mij ook erg aan. Maar de bloei is natuurlijk het summum. Ergens zo rond half mei begint het: de bloem bestaat uit een klein paars rond bolletje waaruit de mannelijke meeldraden groeien. Aan de zijkant komt het vrouwelijke stampertje tevoorschijn, waarbij ik mij altijd afvraag waarom dit aan de zijkant hangt – heeft iemand een verklaring? De bloem wordt door twee schutbladen omgeven, waarbij het ene schutblad aanmerkelijk langer is dan de andere. Gek genoeg wijst de stamper altijd naar het lange blad (waarom?). Door een oplettende deelnemer van een rondleiding werd ik hier op gewezen. Zo zie je maar, je blijft leren. Na een week of twee-drie is het feest van de zakdoekjes weer voorbij en liggen de voorheen spierwitte zakdoekjes op de grond. Ze verkleuren gauw naar bruin en twee weken later zien we niets meer. Nu volgen we de zaden die tot ver in de herfst aan de boom hangen. Het bewijs van de eerdere spectaculaire bloei.
Lang leve de zakdoekjesboom.