‘Wanneer men voor het eerst een nieuw en vreemd land betreedt, is het moeilijk de planten waarvan men de gecultiveerde vormen kent te gaan verkennen in het wild; er gaan maanden voorbij voor men redelijk vertrouwd is met de “gewone” planten om zich heen.’ Aldus Ernest Wilson, planthunter van beroep.
Ernest Henry Wilson (1876-1930), geboren in Chipping Campden, UK, is een belangrijke – zo niet de belangrijkste – plantenverzamelaar van onze tijd. Bijna in elke tuin staat wel een plant, struik of boom waar Wilson verantwoordelijk voor is: het gaat er niet zo zeer om dat hij ze heeft ontdekt maar vooral heeft geïntroduceerd in onze tuinen. Bij ons in de Botanische Tuinen te Utrecht hebben wij enkele jaren geleden het idee opgevat om een planthunterstuintje te ontwerpen.
Ik neem u mee op reis met een selfmade plantsman. Wilson was een praktische en goed georganiseerde, harde werker, met een goed oog voor wat een tuinplant was, en vooral was hij een uitstekend diplomaat.
De eerste reis naar China
Zijn eerste China-trip ondernam hij in 1899, op 23-jarige leeftijd, vertrekkende uit Liverpool naar Boston. Daar ontmoette hij Charles Sprague Sargent (1841-1927) van het Arnold Arboretum, die in zijn leven een belangrijke rol zou gaan spelen. Met de trein naar San Francisco en vervolgens met de boot naar Hong Kong. Na een binnenlandse trip van 1000 km ontmoette hij Augustine Henry, collega planthunter, die hem een kaart meegaf van het gebied waar mogelijk een Davidia involucrata zou groeien. Deze trip had als doel zaad te verzamelen van de vaantjesboom, een tiental jaar eerder ontdekt door Père Armand David, de Franse missionaris/plantverzamelaar. Voordat zo een reis van start kon gaan was Wilson een tijd bezig om een goed team van lokale mensen om zich heen te verzamelen, want hij was afhankelijk van de juiste hulp. Team Wilson ging dus op pad naar de Davidia en kreeg direct de eerste deceptie: aangekomen op de plek kwamen ze tot de spijtige ontdekking dat de lokale bevolking de boom had omgezaagd om er huisjes van te bouwen. Na een reis van 13000 km en vijf maanden een behoorlijke tegenvaller. Echter het geluk was ook aan zijn zijde: een maand later, op 19 mei, stootten ze op zomaar een plek in het bos op een enorme Davidia, bloeiend en wel. Wilson heeft toen veel zaad verzameld van het jaar ervoor en keerde in 1902 terug naar Engeland met vele zaden, planten en herbariumvellen. Op de kwekerij van Veitch duurde het 18 maanden voordat de zaden kiemden, na diverse warmte/koude behandelingen.
China, Japan en Korea
Wilsons tweede trip naar China (1903, net zoals de eerste reis namens Veitch) stond in het teken van de Meconopsis integrifolia. Deze gele papaver bloeit in het Tibetaanse hooggebergte van Sichuan en Yunnan. Dat zo’n reis lang niet altijd vlekkeloos verliep, is logisch. Op de rivier de Yangtze had Wilson veel geluk, waar vele boten voor hun kapseisden bleef Wilson ongedeerd. Wel had hij in het begin veel last van de hoogteziekte. Twee jaar later keerde hij huiswaarts met zaden van 510 species en 2400 herbariumvellen.
In januari 1907 ondernam Wilson een derde trip naar China, dit keer namens het Arnold Arboretum, aankomst dit keer in Shanghai en vervolgens richting Hubei en Sichuan. Door malaria was Wilson zelf 4-5 maanden uit de roulatie maar zijn team ging gewoon door met zoeken naar planten, zo had Wilson zijn Chinese botanisten getraind. Ook Wilson leerde van zijn fouten: in opdracht van Harvard moest hij Lilium regale-bollen meenemen, die had hij gevonden tijdens zijn vorige trip. Door het verkeerd verpakken van de bollen kwamen ze allemaal verrot aan. Dat zou hij tijdens een volgende trip anders aanpakken.
In 1909 ontmoette Wilson in Peking een andere planthunter, William Purdom. Het was een komen en gaan van plantenverzamelaars in de eerste 30 jaar van de twintigste eeuw. Zijn terugkeer ging deze keer met de trein via de transsiberische lijn naar Europa.
Voordat Wilson aan zijn vierde trip begon had Sargent hem een baan beloofd in het Arnold Arboretum. In Boston was Wilson al een bekend persoon, wat hem een bijnaam opleverde: ‘Chinese Wilson’. Ook op deze trip weer vele botanische juweeltjes, zoals Acer griseum, Cornus kousa var. chinensis, Larix potaninii, Magnolia wilsonii, Rhododendron moupinense, Cardiocrinum cathayanum. Na zijn vierde trip heeft Wilson een paar jaar aan zijn ontdekkingen gewerkt, boeken geschreven en herbariumvellen gecontroleerd. In het Arnold Arboretum werkte ook Alfred Rehder (1863-1949), een belangrijk taxonoom die veel materiaal van Wilson bestudeerde.
Het bloed kruipt echter waar het niet gaan kan en in 1914 ging Wilson opnieuw op reis, dit keer niet naar China maar naar Japan. Vrouw en kind wilden nu ook eens mee en zo gezegd zo gedaan. Er moest wel gewerkt worden; in een jaar tijd verzamelde hij ruim 2000 herbariumvellen. Ook veel coniferen en Prunussen dit keer, waaronder de gerenommeerde Prunus jamasakura.
Zijn zesde en allerlaatste trip ging wederom richting Japan, vooral het zuidelijke gedeelte onder andere de Ryukyu eilanden waar hij veel Rhododendron verzameld heeft, speciaal de azalea-types. Ook het Koreaanse schiereiland ontkwam niet aan Wilsons bezoek. Stewartia koreana en Acer pseudosieboldianum zijn enkele van zijn introducties. Tot slot verbleef Wilson enkele maanden op Taiwan waarna hij Taiwania cryptomerioides heeft geïntroduceerd.
In 1919 keerde Wilson terug naar Amerika. In 20 jaar tijd heeft deze man ongelofelijk veel meegemaakt, gezien en ook afgezien. Wilson volgde Sargent op als hoofd van het Arnold Arboretum, helaas niet voor lang want in 1930 kwamen Wilson en zijn vrouw om het leven bij een auto-ongeluk.
De volgende aantallen geven duidelijk weer wat een werklust deze man had: hij verzamelde ruim 65.000 specimina verdeeld over 5000 soorten, waarvan er 1000 door Wilson geïntroduceerd/ontdekt zijn.
In de Botanische Tuinen Utrecht hebben we nu een beworteld stekje van Clematis montana var. wilsonii van de originele destijds door Wilson verzamelde plant. Afgelopen juni had ik de eer om namens de Botanische Tuinen Utrecht ruim drie weken rond te reizen in Sichuan en Yunnan. Ik heb op diverse bergpassen gelopen op zoek naar planten, af en toe waren mijn gedachten bij een grote held uit het verleden die hier meer dan een eeuw geleden ook rond jaagde op zoek naar botanisch geluk.