Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestaat?
Ik ben Margareth Hop, 52 jaar, geboren in Breda, wonend in Bodegraven, getrouwd met Hans en moeder van twee dochters van 19 en 15 jaar. Mijn werkzame leven bestaat uit twee onderdelen: ik werk parttime bij Boot & Dart in Boskoop als veredelaar en heb een eigen adviesbureau Actifolia, om voorlichting te geven aan gemeentes en A en O (aanleg en onderhoud) bedrijven over het toepassen van een functioneel sortiment in het openbaar groen. Mijn echtgenoot is bodemkundige bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (archeologisch onderzoek) en dat komt wel eens goed van pas. Hij kan mij helpen met vragen over bodem en bemesting en ik hem bijvoorbeeld als hij in een bodemprofiel stuifmeel van een voor hem onbekend plantje tegenkomt.
Wat voor opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Ik heb aan de universiteit van Wageningen tuinbouwplantenveredeling gestudeerd. Bij biologie op de middelbare school was genetica mijn favoriet, puzzelen met genen was heerlijk om te doen. De medische kant sprak me niet zo aan, maar wel de combinatie van plantjes en genetica. Ik heb stage gelopen in de groenteveredeling bij de Zaadunie in Enkhuizen. In 1990 ben ik afgestudeerd maar in mijn branche was toen weinig werk. Na een poosje allerlei klusjes te hebben gedaan ben ik 1992 begonnen bij het Proefstation voor de Boomkwekerij in Boskoop. Het was mijn vuurdoop in de boomkwekerij, ik had er nooit iets mee gedaan. Bij mijn studie lag de focus wel op de sierteelt, maar niet op de boomkwekerij. Ik vond het wel een leuke sector, omdat je in de veredeling nog echt moest pionieren. Met klassieke veredeling kun je er nog veel doen, je bent niet zo afhankelijk van high-techmethoden. Soms moest ik echt de meest basale dingen nog zelf uittesten, zoals of een plant een kruisbestuiver of een zelfbestuiver is.
Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan en wie hebben je geïnspireerd?
Ik kom niet uit een groene achtergrond; in mijn familie zitten de meesten in de techniek. De liefde voor groen en tuinieren kwam van mijn moeder, ik mocht als klein meisje al radijsjes zaaien in een hoekje van de tuin en ik had ook een herbarium. De liefde voor de boomkwekerij ontstond bij het Proefstation, later PPO (Praktijkonderzoek Plant en Omgeving). Ik heb heel veel over boomkwekerijgewassen opgestoken van mijn collega’s, zoals Piet de Jong, Marco Hoffman en Jelle Hiemstra. Ik vind het altijd erg leuk als ik in tuincentra Pieris en Skimmia cultivars zie staan die ik bij PPO mee heb ontwikkeld zoals P. japonica ‘Bonfire’ en ‘Passion’. Ik vind mezelf geen echte dendroloog maar taxonomie vind ik wel interessant, ik heb dat ook in Wageningen gestudeerd. Ik word ook geïnspireerd door de vakmensen waarmee ik in de redactie van Dendroflora zit. Ik ben een voorstander van het plan om Dendroflora aantrekkelijker te maken voor hoveniers en groenvoorzieners. Dat is denk ik alleen een kwestie van zorgen dat er een goede balans is tussen de gebruikswaarde en de taxonomie in artikelen. En de mooie fotografie van tegenwoordig is voor alle lezers een pluspunt.
Hoe ziet in grote lijnen je dendrologische leven er uit?
Bij PPO deed ik naast de veredeling ook rassenproeven. In de veredeling duurt het erg lang voor je resultaten ziet. Bij een rassenproef is er binnen 2-3 jaar resultaat. De kennis uit een aantal onderzoeken uit die tijd zoals naar zouttolerantie, giftigheid en winterhardheid komt in mijn advieswerk weer goed van pas. Sinds 2013 werk ik bij Boot & Dart aan de veredeling van planten voor het openbaar groen, in het bijzonder de rozen voor vakbeplanting zoals Rosa rugosa. Er zijn nog verbazend veel verbeteringen te vinden als je maar streng selecteert. We zoeken naar rozen die snel dichtgroeien, goed gezond blijven en daardoor het onkruid onderdrukken. De habitus moet vooral goed zijn. Gebruikswaarde-eigenschappen staan op nummer 1. Daar zoeken we echt naar. We werken ook aan vaste planten voor het openbaar groen, zoals Aster. Aster ageratoides is een soort die van nature meeldauwresistent is en stevige stengels heeft. Je kunt er je gereedschap bovenop leggen, dan zakt het er niet in. Aster ageratoides ‘Starshine’ is nog uit mijn tijd bij PPO, maar ook bij Boot & Dart komen er nieuwe aan.
Via Actifolia geef ik lezingen aan groepen, schrijf ik artikelen voor vakbladen – maar ook voor Groei en Bloei – en sta ik op vakbeurzen. Om mijn theoretische kennis te vergroten ben ik regelmatig in de bibliotheek van de WUR om uit wetenschappelijk literatuur informatie te halen om aan vak- en praktijkmensen te kunnen doorgeven. Ik wil de ontwikkelingen graag een stap vóór blijven; met een wetenschappelijke achtergrond en praktische kennis kan ik een link leggen tussen deze twee werelden.
Het leuke van mijn werk is de combinatie. Bij Boot & Dart doe ik praktisch werk met mijn collega’s Ronald Houtman en Kees Jan Kraan, in mijn eigen zaak ben ik meer bezig met de theoretische kant van ecosystemen.
Voor welke planten heb je een speciale passie?
Ik kan niet kiezen voor een bepaald plantengeslacht. De categorie waar ik graag aan werk zijn functionele planten. Als veredelaar zet ik nu mijn tanden in het openbaar groen, daar worden veel eisen aan gesteld, dus dan heb je echt eer van je werk. Ik hou van Buddleja en geurende planten zoals Lonicera, die heb ik speciaal naast de voordeur gezet. In mijn voortuin staat ook een rode hazelaar, zelf opgekweekt uit een nootje uit de collectietuin van PPO.
Wat is het meest opmerkelijke wat je hebt meegemaakt?
Ik realiseerde me dat mijn groene werkzame leven in tweeën is te delen. Na mijn eerste tien jaar van veredelen en rassenproeven doen werd rond Floriade 2002 de belangstelling voor de baten van groen groter. Er ontstond een heel nieuw vakgebied: wat doen planten voor mensen en hoe kunnen we dat nog verbeteren? Dat sloot zo mooi aan bij de manier waarop ik altijd al naar planten keek. Plotseling was de wetenschappelijke wereld hier voor in en ben ik me er professioneel op gaan toeleggen. Ik voelde me daarbij meteen als een vis in het water!
Wat is het vervelendste in je herinnering?
Het opheffen van het productschap Tuinbouw, waardoor bij PPO het grootste deel van de financiering van het onderzoek wegviel. Vooral voor het sortimentsonderzoek was dit een klap. Daardoor zijn er nu nog maar weinig onderzoekers over en die zijn veel tijd kwijt aan het regelen van financiering. Acute problemen moeten snel onderzocht worden maar het geld ontbreekt. Onderzoek naar bepaalde ziektes komt daardoor maar moeizaam van de grond. Particuliere bedrijven springen wel eens in maar willen de resultaten voor zichzelf houden. Inmiddels is er wel een regeling voor gemeentes die bomen planten om per boom een bedrag te storten in het Oogstfonds om onderzoek te financieren.
Heb je een leuke anekdote te vertellen?
Ik heb meerdere keren meegemaakt bij PPO dat ik bij een rondleiding voor groepen vertelde wat voor werk ik deed en men verbaasd reageerde: ‘Goh, ik wist niet dat sierplanten veredelen een beroep was, ik dacht altijd dat mensen dat uit hobby doen.’ Nou nee, voor mij is het professioneel maar inderdaad wel leuk werk.
Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Door de lezingen, tuinbladen en vakbeurzen kan ik het gebruik van functioneel groen onder de aandacht brengen. Zowel voor het openbaar groen als de particuliere tuin. Voor PPO stond ik vroeger al regelmatig op Plantarium. Het leuke van lezingen geven over planten is dat ik veel met foto’s kan illustreren, en ik ben een enthousiaste verteller. Wat ik vertel is nuttig en gebaseerd op wetenschappelijke informatie, maar het moet natuurlijk ook een beetje ‘sappig’ gebracht worden.
Als je het over mocht doen, zou je dan een andere keuze maken?
Ik ben bij toeval in de boomkwekerij terecht gekomen door een sollicitatie bij PPO. Er liep ook een sollicitatie voor groenterassenonderzoek bij de NAK maar in Boskoop werd ik aangenomen. Ik heb een boeiend vak en ben heel blij dat het zo gelopen is. Ik word nog steeds enthousiast van een wetenschappelijk nieuwtje of een prachtige nieuwe zaailing op het proefveld.
Zijn er nog bijzonderheden die je wilt vertellen?
Als veredelaar ben je altijd met de toekomst bezig, je bent getraind in vooruit denken. Hoe ziet het ideale stadsgroen er over 10-15 jaar uit? Ik hoop dat tegen die tijd meer mensen hebben doorgekregen dat het groen in de stad niet alleen maar mooi is. Kies (vaste) planten die op een bepaalde plek functioneel zijn, die ontwikkeling is nu op gang aan het komen. Er worden momenteel proeven gedaan met planten die het stadsklimaat positief kunnen beïnvloeden. Helaas zijn er weinig mensen met een veredelingsopleiding om onderzoek te doen naar de verbetering van het openbaar groen vanwege de klimaatverandering. Maar ook door de planten die we al hebben beter in te zetten kunnen we veel bereiken. Ik werk graag mee aan bijvoorbeeld operatie ‘Steenbreek’ voor particulieren. Ik hoop dat we over tien jaar resultaten zien van de inspanningen die we nu doen.