Deze tekst is geschreven naar aanleiding van de presentatie van Gerard van der Linden op de ‘Houtdag’ in Velp (15-02-2018) en daarvan een verkorte versie. Gerard is sinds zijn twaalfde jaar ‘houtbewerker’. Ruim veertig jaar was hij leraar bouwkunde en architectuur in het onderwijs. Sinds zijn pensionering is hij actief met houtbewerking en sinds drie jaar lid van de NDV.
Zijn favoriete bomen groeien voornamelijk in oerwoud en natuurbos. Die bomen zijn uit zaad gaan wortelen, in de strijd om groot te groeien tot wasdom gekomen en kaprijp geworden. Een ideale situatie maar een proces van honderden jaren. Helaas is de praktijk nu anders. In productie- en plantagebossen groeit de ‘laboratoriumboom’. Die is als het ware eergisteren geplant, gisteren gegroeid, vandaag gekapt en wordt morgen tot planken gezaagd. Slechts bij uitzondering krijgen bomen de aandacht om tot een goede kwaliteit van het hout te komen.
Naast de bomen in bossen zijn er duizenden solitaire bomen in lanen, parken, arboreta en particuliere tuinen. Vaak worden ze met zorg omringd, soms van naambordjes voorzien om geslacht, soort en bijzonderheden te vermelden. Als houtbewerker ziet Gerard bomen die nooit de zaagtafel zullen bereiken. Een bomenliefhebber is niet dezelfde als degene die zijn boom tot een prachtig tafelblad wil verwerken. Bomen uit lanen en tuinen zijn, uitzonderingen daargelaten, niet geschikt voor timmer- en meubelhout. De boomkweker/verkoper is handelaar en de dendroloog is verzamelaar. Het product hout is bijkomstig.
Voor een mooie levende boom ga je naar een tuincentrum, voor brandhout naar het benzinestation. Maar voor een hoogwaardig product van hout voor een voordeur, een muziekinstrument, een jacht? Wil je hoogwaardige kwaliteit hout en heb je geduld, trek dan met een ervaren bomenzoeker het bos in. De geselecteerde bomen worden in het vroege voorjaar ‘geringd’ en boven de stronk tot het spinthout ingekapt. De boom verbruikt dan alle eigen groeisappen. Na twee jaar is de boom dood en hout geworden. Na het vellen volgt het wateren: de stam wordt met de kop tegen de stroomrichting in in een rivier gelegd. De laatste groeisappen logen uit, kans op aantasting door organismen neemt af, de stam wordt hartgekloofd* en te drogen gelegd. Afhankelijk van de houtsoort is de stam na twee jaar tot planken te zagen, waarna nog twee jaar kunnen volgen voor ‘kamerdroog’ drogen. Tegenwoordig wordt het hele proces geforceerd tot een paar maanden teruggebracht.
Kennis over groeiwijze, houtsoorten en techniek om het hout te bewerken zijn onontbeerlijk. Het begint met basiskennis over de groei van bomen. Begrippen als fijn- en grofjarig, rechtdradig, noestvrij, kwartiers gezaagd en valbreuk bepalen de kwaliteit van het houtproduct. Voor muziekinstrumenten en bijzondere houtconstructies wordt de lange droogtechniek toegepast. Het ‘werken’ van het hout moet tot een minimum worden beperkt. Moderne lijmtechnieken kunnen leiden tot fantastische producten van hout, de lijm moet echter even sterk en flexibel zijn als het hout. Praktisch een onmogelijke opgave.
In een publicatie uit 2016 was volgens de Rijksoverheid in 2014 het houtgebruik in Nederland 12 miljoen m³ waarvan 45% voor de papier- en kartonindustrie, 29% plaat- en palletindustrie en 26% timmerindustrie waarvan 3,8% bestond uit tropisch hardhout, 70% hard- en zachthout uit Europa en 10,4% Nederlands hout. Het aandeel van houtsoorten uit Nederland zou goed omhoog kunnen. Ook in ons land kunnen kwalitatief goede houtsoorten groeien. Voor veel naaldhoutsoorten (zachthout) is ons klimaat niet geschikt, de bomen groeien te snel. Loofhoutsoorten (hardhout), mits in bossen aangeplant, groeien goed en leveren mooi en rechtdradig hout. Solitaire bomen hebben sterk de neiging met de kruin te gaan draaien waardoor warrig en scheluw hout ontstaat.
Het zou leuk én verstandig zijn als de NDV zich inzet voor het ‘bebossen’ van Nederland. Een mooie taak voor dendrologen om het houtbestand in de Nederlandse bossen te promoten, zodat ons land groener wordt en in de toekomst in eigen behoefte kan voorzien.
* Hartgekloofd betekent dat de stam precies door het hart in de lengte wordt gespleten. Beide helften kunnen zonder grote spanningen drogen.