Aan de schaduwplant Cardamine trifolia beleef ik veel plezier. Het is een traag groeiende bosplant die lage wintergroene kussens of matten vormt. De beschrijvingen in dit artikel zijn gebaseerd op eigen ervaringen en uit bestaande teksten. Het zoeken naar geschreven informatie over de plant was een leuke ontdekkingstocht.
Gaandeweg bleek dat een flinke dosis bescheidenheid mijnerzijds op z’n plaats is. Achteraf gezien was het een gemiste kans dat ik destijds na de opleiding ‘aankomend hovenier’ niet naar Frederiksoord ging voor een vervolg. Bijzonder was het om te ontdekken dat in oudere boeken Cardamine trifolia regelmatig ter sprake komt, terwijl de plant in nieuwe tuinboeken vaak niet, of slechts uiterst summier, beschreven wordt. Ook op internet is informatie te vinden. Naar mijn idee houden daar juiste en onjuiste informatie elkaar netjes in evenwicht. De species van Cardamine worden er regelmatig door elkaar gehaald.
(Natuurlijke) groeiplaats
Cardamine trifolia is inheems in Europa in de oostelijke Alpen. De plant is vooral te vinden in beukenbossen en gemengde bossen met beuken en naaldbomen, op een hoogte van 400-1400 meter boven zeeniveau. De gemiddelde jaartemperatuur is er enkele graden lager dan in Nederland, de jaarlijkse neerslag komt er regelmatig overeen met de Nederlandse waarden. Hoewel het natuurlijke verspreidingsgebied begrensd is, wordt de plant niet als bedreigd beschouwd. In de natuur groeit de plant doorgaans op plaatsen waar de diepere bodemlaag neutraal tot kalkhoudend is. Gunstig voor de bomen op de hellingen. De bomen zorgen voor een koele, vochtige atmosfeer en een humeuze bovenlaag.
Na bovenstaande zou je het misschien niet verwachten, maar de plant stelt in de tuin geen hoge eisen. Een zure, zelfs enigszins slempige bodem is bijvoorbeeld geen beletsel. En ook tegen zomerdroogte is de plant goed bestand. Voor een lang leven is de vollegrond wel de beste plek.
Naarmate het hogere bladerdek meer licht tegenhoudt, neemt de keuze in schaduwplanten af. Cardamine trifolia heeft geen enkel probleem met donkere schaduw. Net als stinzenplanten wordt de plant vroeg in het voorjaar actief, onder de nog kale bomen. Planten als bosanemoon (Anemone nemorosa), speenkruid (Ficaria verna) en enkele andere Cardamine laten na de bloei hun blad vallen en trekken zich ondergronds terug. Cardamine trifolia daarentegen gaat ‘s zomers met uitgerijpt blad in de wachtstand. De plant is zowel zomer- als wintergroen (‘evergreen’ dekt hier beter de lading dan ‘wintergroen’). Het eerste plantje dat ik ooit plantte, staat er na twintig jaar nog fris en gezond bij op een plek met zon tussen 12 en 14 uur. De plant is ook best zontolerant.
Eigenschappen
In april kleurt de groene pol of mat volledig wit, door de talloze bloemetjes op steeltjes die ruim boven het blad uitkomen. Ik zie het naast de andere goede eigenschappen als een prettige bijkomstigheid. De bloei op zich zou al reden genoeg kunnen zijn de plant toe te passen. De kleine samengesteld driedelige blaadjes zijn dik en donkergroen van kleur. De plant is daarmee mooi toe te passen als onderbegroeiing van hogere planten als bijvoorbeeld salomonszegel (Polygonatum), Disporum of Maianthemum. De onderzijde van de oudere blaadjes verkleurt naar paars door de invloed van anthocyanen. Ook de bladsteeltjes en de worteluitlopers die licht vangen tonen deze verkleuring.
De plant gedraagt zich uiterst bescheiden. Vanuit het hart breidt het plantje zich langzaam uit. Voor het vormen van een polletje van 15 à 20 centimeter neemt het enkele jaren de tijd. Zaailingen van de plant ben ik hier nog niet tegengekomen. Een hele geruststelling: Cardamine hirsuta (veldkers), een andere telg uit het geslacht, is een hardnekkig onkruidje.
Slakken hebben het plantje niet op het menu, zelfs het jonge blad niet. Blijkbaar is de plant ook niet smakelijk voor reeën. Die doen zich hier in de winter tegoed aan andere wintergroene gewassen als Hedera, Ilex en Camellia, maar eten niet van deze Cardamine.
Toepassing
Cardamine trifolia is een goede keuze voor schaduwplekken in ‘volwassen’ tuinen, in bostuinen, parken, zelfs onder Rhododendron doet de plant het goed. Bij kleinschaliger toepassing valt te denken aan de voet van een boom, heester of bladverliezende haag. De trage groei is op termijn een voordeel. Omdat het hart van elk plantje mooi blijft, vormen de plantjes samen na enige tijd een compacte wintergroene mat. Het levert een evenwichtig tuinbeeld op dat vele jaren stand houdt. De mat wordt uiteindelijk zo’n 10-12 cm hoog.
Voor grootschalig gebruik worden traag groeiende planten vaak ter zijde geschoven. Maar toepassing van Cardamine trifolia zal de moeite lonen. De tijd die nodig is voor de vorming van een aaneengesloten bedekking valt mee. Ik gebruik kleine maar volwaardige (plug-)plantjes die in het jaar ervoor vermeerderd zijn. Ze zijn niet verwend met een kluit potgrond en groeien meteen door in de beschikbare bodem. De planttijd is voor- of najaar, met een plantafstand van circa 10 centimeter. Een pootstok voor het plantgat en licht aandrukken. Het is een prettig en eenvoudig klusje. Eventueel aanwezige boomwortels vormen geen probleem bij het planten. Succes bijna 100%, de vezelige wortelstructuur en een enigszins vochtige bodem zorgen er voor dat de plant zich snel vast zet.
Onderhoud
Eenmaal gesetteld vraagt de plant geen onderhoud en hij is jaarrond visueel aantrekkelijk. Het donkergroene blad blijft in de winter mooi, strenge vorst is ook voor de bovengrondse delen geen probleem. Na de bloei (en bloei en verval van andere schaduwplanten) behoudt de plant de nette uitstraling. Oud blad verdwijnt in het voorjaar ‘vanzelf’ onder het nieuwe blad. Jonge aanplant wordt in het najaar soms bedekt door afgevallen boomblad. Planten die langer vaststaan, hebben daar geen last meer van. De plant heeft baat bij een mulch van bladaarde, maar aanplant in een reeds gevormde strooisellaag is vaak al voldoende.
Namen, wetenschappelijke en volkse
Er zijn veel verschillende Cardamine en nog meer namen. In het woud van officiële benamingen kun je al eenvoudig verdwalen. Namen, synoniemen, species met verwarrend gelijkende namen zijn Dentaria trifolia, Cardamine triphylla, Cardamine trifoliolata, Crucifera trifolia. Alleen de laatste is een synoniem van de naam Cardamine trifolia (inderdaad, een kruisbloemige). Op internet doet ook de naam Cardamine trifoliata de ronde, misschien omdat deze naam in het herbarium van Linnaeus voor komt. Als ik het even niet meer weet zoek ik houvast bij The Plant List (theplantlist.org), daar ontbreekt de naam Cardamine trifoliata.
Voor Cardamine trifolia bestaan ook veel volksnamen. In Duitsland kennen ze Kleeschaumkraut, Wald-Schaumkraut en Dreiblättrige Kresse. De Engelsen spreken over trefoil cress, trefoil ladies’ smock, three-leaved bittercress, three-leaved cuckoo flower. Maar helaas is er nog geen gangbare Nederlandse volksnaam. Dit bracht me er toe voor Cardamine trifolia de naam ‘schaduwgroen’ te introduceren. In een oude tekst werd ook de naam Claver-Kersse gebruikt, te lezen als ‘klaverkers’. Schaduwgroen en klaverkers. Twee eenvoudige namen die kunnen bijdragen aan bekendheid van de plant.
Conclusie
Cardamine trifolia is een goede keuze voor de schaduw en verdient een vaste plek in het sortiment. Het fijne donkergroene blad, de trage groei, de jaarrond rustige uitstraling.
In beschrijvingen wordt het woord ‘dainty’ (schattig, gracieus) regelmatig gebruikt. Het verwijst naar de habitus, de bloei en de terughoudendheid waarmee een enkel plantje zich in de tuin zal gedragen. Hoe leuk het ook klinkt, het zou jammer zijn als er niet ook anders naar Cardamine trifolia gekeken wordt. Elk jaar plant ik er veel van om als basis te dienen voor schaduwborders. Daarnaast plant ik jaarlijks vlakken uit op moeilijke donkere plekken. In de natuur, bijvoorbeeld in de Zuid Bohemen, de oostelijke Dolomieten en in Oostenrijk komt de plant plaatselijk overvloedig voor. Hier in Nederland heeft de plant het ook goed naar de zin. Door er enkele jaren achtereen groepen van te planten kunnen zich de kolonies vormen die zo mooi passen in een natuurlijke bostuin. □
Voor informatie: bart.wortelboer@gmail.com
Meer lezen?
Alfred Evans (1974). The Peat Garden and its Plants.
William Robinson (1879). Alpine Flowers for English Gardens.
Dodoens (1644). Cruydtboeck.
John Parkinson (1629). Paradisi in Sole Paradisus Terrestris or A Garden of all sorts of pleasant flowers.