Categorie archieven: Arbor Vitae

Geranium: Ooievaarsbek of Pelargonium?

De naamsverwarring door de drie namen in de aanhef door elkaar te gebruiken, zal altijd wel blijven bestaan. De Pelargonium zit in ons Nederlandse taalgebruik gebeiteld als de geranium waarachter gepensioneerden zich spreekwoordelijk bevinden. De in onze wilde flora voorkomende geranium die officieel de Nederlandse naam ooievaarsbek draagt, bezit de wetenschappelijke naam Geranium. Je moet er even voor gaan zitten, maar dan wordt het wel duidelijk.

Naast de in Nederland en België in het wild voorkomende dertien soorten ooievaarsbekken, bestaat dit geslacht uit een grote verscheidenheid van botanische soorten uit vele delen van de wereld. In totaal bestaat de Nederlandse Planten Collectie Geranium uit 203 soorten, variëteiten en cultivars.
Deze NPC bevindt zich in Barneveld op het landgoed van Hovenierscentrum ‘De Briellaerd’. Ze staan netjes opgeplant langs de randen van het terrein, steeds met drie planten per soort en alle van een juiste naam voorzien. Hierdoor is deze collectie perfect toegankelijk voor iedereen die hem wil zien of die er, tijdens een bezoek aan dit intieme landgoed, toevallig langskomt. Zoals het hoveniers betaamt, worden ze netjes verzorgd waardoor het bijzonder prettig kiezen is als er twijfel bestaat welke cultivar de juiste is voor het doel waarvoor hij aangeschaft gaat worden. Alle ooievaarsbekken zijn te koop in P9 uit eigen kweek. Naast de mooie presentatie is er de kennis van de collectiehouder die graag bereid is om te helpen bij het kiezen van de juiste soort of cultivar. Niet alleen de NPC Geranium is de moeite van een bezoek waard. Er is nog veel meer te zien in de voorbeeldtuinen met veel vrij onbekende vaste planten, heesters en bomen.

Fokke Mulder, NPC collectiehouder Geranium
Foto: Zwenneken van den Brink

In Barneveld geland
De collectiehouder die voor dit alles medeverantwoordelijk is, heet Fokke Mulder. Fries van geboorte, opgeleid aan de Rijks Middelbare Tuinbouwschool te Frederiksoord en aangestoken met de liefde voor planten door Theo Janson en Harry de Coo. Zoals wel vaker voorkwam, heeft hij daar zijn levensgezel Joselien gevonden. De liefde voor bomen en planten zat dus gebeiteld bij het echtpaar Mulder. Samen hebben ze in de wereld op meerdere plekken gewoond en gewerkt, waarbij hun ervaring steeds was dat je als goed opgeleide Nederlander in ons vak in het buitenland altijd welkom bent en hoog gewaardeerd wordt.
Terug in Nederland deed zich de mogelijkheid voor om bedrijfsleider te worden van hovenierscentrum ‘De Briellaerd’ te Barneveld. Hier neemt Fokke een deel van het werk uit handen van de eigenaar Willem van den Brink en zijn vrouw Roelie. Dit echtpaar heeft ongeveer 25 jaar geleden een weiland aan de rand van het dorp omgetoverd tot het huidige intieme landgoed met al het moois dat daar groeit en bloeit. Om te ontsnappen aan het hectische bestaan van een goed lopend hoveniersbedrijf, trekken Willem en Fokke er af en toe op uit om kwekerijen te bezoeken. Daar geven zij hun ogen goed de kost en nemen ze vaak onbekende vaste planten of heesters mee om die te observeren en verder te kweken.

Stoffig imago
Op een van die reisjes kwamen zij in Groningen op een kleine kwekerij terecht waar de NPC Geranium-collectie werd gekweekt en gekoesterd. Toen die kwekerij kort daarna te koop kwam, nam ‘De Briellaerd’ de collectie Geranium over. Zo kwam een collectie van ruim tweehonderd soorten, variëteiten en cultivars in Barneveld terecht. Aan Fokke Mulder de taak om deze collectie te beheren en verder uit te breiden. Fokke: ‘Geranium heeft een stoffig imago. Dit beeld is met name ontstaan doordat de eenjarige Pelargonium op één hoop werd geveegd met de ooievaarsbek. Deze ooievaarsbek is echter juist zo’n veelzijdige vaste plant die op droge of natte plekken, in arme of voedselrijke grond, vaak ook in diepe schaduw onder heesters of bomen prima gedijt en dus ideaal is voor iedere tuin. Bovendien vergt hij weinig onderhoud en is hij jaarrond vaak min of meer bladhoudend, met mooie bladeren en een rijke bloei in de zomer. Het zijn ook duurzame planten die zich goed handhaven in een border.’
Voor Fokke is het kweken van vaste planten zijn grote liefhebberij. ‘Vooral de soorten die moeilijk te krijgen zijn, vind ik interessant; het is een uitdaging om die proberen te kweken. Binnen ons bedrijf proberen we koploper te zijn in het gebruik van bijzondere vaste planten op de juiste plek in de border of waar dan ook in de tuin.’

Zaadknoppen van Geranium macrorrhizum ‘Bevan’s Variety’
Foto: Zwenneken van den Brink

Favorieten
Gevraagd naar de favoriete soorten van dit moment noemt Fokke de volgende:
Geranium ROZANNE ‘Gerwat’ is de meest aangeplante van dit moment, vooral omdat ze de hele zomer bloeien.
G. wlassovianum bloeit in de zomer met paarse bloemen en heeft een mooie rode herfstkleur om het jaar mee af te sluiten.
G. nodosum is een sterke soort die prima onder heesters of op andere moeilijke plekken groeit, de nieuwe groeipunten kleuren prachtig bij het gezonde glimmende blad.
De G. nodosum ‘Clos Du Coudray’ is een van mijn favoriete Geraniums.
G. phaeum is een echte voorjaarsbloeier waarbij de meeste ook nog eens een mooie bladtekening hebben, vooral G. phaeum ‘Samobor’. Een ander pluspunt is dat het een echte schaduwplant is en dus de donkere plekken kan opvrolijken.
G. maculatum ‘Spring Purple’ is een mooie paarse vroege voorjaarsbloeier voor de volle zon.
G. macrorrhizum is een plant waarvan wordt gezegd dat hij zevenblad onderdrukt. Of dit zo is durf ik niet met zekerheid te zeggen, maar het is wel zo dat deze plant op plekken groeit waar anderen het loodje leggen, zoals op boomspiegels of plekken waar niet naar wordt omgekeken. Na de bloei de bosmaaier er overheen en dan nogmaals genieten van een tweede bloei.

Geen tuin zonder Geranium en geen bloempot of -bak zonder Pelargonium zou de eindconclusie van dit verhaal kunnen zijn.
Een bezoek aan deze grote NPC met dit veelvormige en veelkleurige sortiment in de maanden juni t/m september is zeker de moeite waard. U bent van harte uitgenodigd.

http://www.briellaerd.nl/agenda/253/geraniumdag.html

Geranium ‘Sabani Blue’
Foto: Zwenneken van den Brink

De Dendrochronoloog

Soms staan er afspraken in je agenda waarvan je denkt: Waar gaat het ook al weer over? Wie gaan ermee en wordt het wel wat? In Erica stappen Hans Ladrak, Jim Klingers, Wieger de Jong, Harry de Coo en Martin Boekeloo in de auto op weg naar de dendrochronoloog, de heer Pressler in Gersten (Dld). We kennen elkaar niet of nauwelijks. Maar met drie gedreven chronologen (bouwhistorici) en twee dendrologen is het geen moment stil. Als we bij de Ericase brug zijn gaat het gesprek over de unieke oude panden van de verveners, het tegeltjespand, later over bijzondere waardevolle boerderijen in Drenthe. Bouwconstructies, bouwstijlen en leeftijden van gebouwen worden besproken. De liefhebbers van de bomen gooien er de eeuwenoude monumentale lindes tegenaan om het gesprek wat groen te houden.

We zijn te gast bij Erhard Pressler en zijn vrouw Renate. De Duitse gastvrijheid met Kaffee und Kuchen, de aanblik van herkenbare tekeningen van historische Nederlandse gebouwen en de houtstalen verrassen ons dusdanig dat we alleen maar Kaffee durven te nemen. Met vakkennis, ervaring en humor worden we ingewijd in de houtmaterie.
Dendrochronologie is een wetenschappelijke methode om hout te dateren. Als onder een binoculair te zien is dat ook de laatste (jongste) jaarring aanwezig is, kan het kapjaar worden vastgesteld. Dit is het geval als er nog een wankant is. Dit is de kant van het hout die bij de bast zit. Er is dan duidelijk xyleem, cambium en floeem te zien. Dendrochronologie wordt toegepast bij het dateren van gebouwen, bruggen, schepen maar ook bij meubels, schilderijen en muziekinstrumenten.
Voor de bouw werd tot de zeventiende eeuw meestal eikenhout gebruikt. Daarna is er in de steden veel grenen gebruikt, maar op het platteland bleef eikenhout normaal tot de negentiende eeuw. Eikenhout wordt noodzakelijk vrijwel direct na de kap verwerkt omdat het verhardingsproces snel gaat. In oude boerderijen zit vaak nog bast aan het hout. Dat kan alleen als het hout niet in opslag heeft gelegen, want dan zou de bast zijn aangetast en losgelaten. Als de laatste jaarring ontbreekt kan het jaar van vellen niet exact worden vastgesteld, maar volgt een benadering. Omdat eikenhout gemiddeld twintig spintringen heeft, is die benadering redelijk nauwkeurig als er nog spint is, wat meestal zo is.

Werkwijze en methode van datering
De proeven uit de houten balken worden met een holboor genomen. Er zijn minimaal vijf monsters nodig met minimaal zestig jaarringen. Een uitgebreide handleiding en gereedschapbeschrijving is te vinden op de website: www.Pressler.com.de. De houtstalen worden bewerkt en gepolijst voordat de jaarringen worden gemeten.

De houtmonsters met het unieke patroon van jaarringen
De houtmonsters met het unieke patroon van jaarringen

Met het blote oog zijn bij een dwarsdoorsnede van het hout jaarringen te zien. De jaarringen weerspiegelen het jaarlijkse ritme in de activiteit van het cambium. In het voorjaar worden grote houtvaten gevormd en naarmate de groeiperiode vordert, worden er in zomer en najaar smallere houtvaten gevormd. De grootte van de jaarringen wordt bepaald door de boomsoort, klimaatzone, groeiomstandigheden en het weer. Daardoor ontstaat er een patroon van dikke en dunne jaarringen. De dikte van alle jaarringen van het houtmonster wordt onder een binoculair opgemeten en alle metingen in een curve vastgelegd. Dit geeft een unieke vingerprint van het houtmonster. Door deze groeicurve naast referentiecurves uit de databank te leggen kan men patronen herkennen. Vastgesteld wordt in hoeverre het verloop van de individuele curve met een gedeelte van een referentiecurve gelijk loopt. Statistische verwerking geven, met een betrouwbaarheidsinterval, het kapjaar aan en de periode waarin de boom is gegroeid. Er zijn referentiecurves nodig uit verschillende regio’s en landen, zoals uit de Benelux, Duitsland, Scandinavië, Polen en de Baltische Staten.
De boomsoorten die geschikt zijn voor deze dateringsmethodiek zijn Quercus robur, Fagus sylvatica, Abies alba, Pinus sylvestris en Picea abies. Van deze houtsoorten heeft Pressler door de jaren heen een databank opgericht.

Vaak geeft de dendrochronologische datering een bevestiging van wat men al wist vanuit andere bronnen. Soms voegt het extra informatie toe. Een belegering, een brand, herbouw of verbouw wordt met leeftijden verduidelijkt. Het is ook mogelijk dat je teleurgesteld wordt als blijkt dat het oude eikenpaneel met de losbandige vrouwen uit de achttiende eeuw stamt en dus geen schilderij is van Hiëronymus Bosch. Hans Ladrak beschreef in Dendrochronologie in Drenthe. De nieuwe Drentse volksalmanak (2015) prachtige voorbeelden waarbij datering via deze methode een extra bijdrage levert aan de geschiedenis.

Harry de Coo meet de dikte van de jaarringen onder het toeziend oog van Erhard Pressler
Harry de Coo meet de dikte van de jaarringen onder het toeziend oog van Erhard Pressler

Verbinding
Tijdens het bezoek worden we niet alleen ingewijd in de theorie maar krijgen we alle fases van het onderzoek te zien op en rond de boerderij die op zijn erf staat, de werkplaats, het laboratorium en het kantoor. Onze aanvankelijke schroom neemt plaats voor een gezonde eetlust. Alle Berliner bollen en andere Kuchen worden genuttigd. Na een onverwacht enerverende en leerzame middag nemen we afscheid van elkaar. De dag is omgevlogen. Dan zie ik dat er een tijdschrift door Harry wordt uitgedeeld. Het is Arbor Vitae. Het blad, de bomen, de jaarringen, de mensen en de geschiedenis werden vandaag met elkaar verbonden.

Mijn favoriete boom: Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’

Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’ in Moergestel

Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’ is in Nederland en ook in de ons omringende landen een veel toegepaste boom. Deze Carpinus (haagbeuk) is vanwege zijn opgaande vorm vooral geschikt voor het gebruik in smallere straten. Als de boom ongeveer 25 jaar oud is wordt hij wel breder van vorm. In vergelijking met Carpinus betulus ‘Fastigiata’ is de boom meer smal opgaand en zijn de bladeren lichter van kleur.

De geschiedenis van deze cultivar is niet helemaal duidelijk. Ik heb bij de toenmalige boomkwekerij de Bie van Aalst in Zundert (de voorganger van de huidige firma Richard de Bie) twee lezingen over de boom gehoord. Er waren destijds twee directeuren, de broers Walter en Richard de Bie. De vader van Richard en Walter werd in Zundert wel Snor de Bie genoemd.
Lezing 1: Walter dacht dat zijn vader de boom in België gevonden zou hebben. Walter was een vooraanstaand lid van de NDV.
Lezing 2: Richard de Bie vertelde me dat zijn vader enthout heeft gekregen van de bekende dendroloog W.J. Hendriks tijdens een excursie van de NDV. Deze excursie vond kort na de oorlog plaats in het Vondelpark in Amsterdam en stond onder leiding van Hendriks.
De boom is in cultuur genomen door firma de Bie van Aalst onder de naam Carpinus betulus ‘Columnaris’ ‘type de Bie’. Het is geen echte Columnaris maar heeft enige gelijkenis. In tegenstelling tot Carpinus betulus ‘Columnaris’ heeft Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’ veel langere, doorgaande zijtakken.

Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’ (Firapeellaan Eindhoven)

Frans Fontaine was vele jaren chef plantsoenen te Eindhoven. Fontaine is tijdens de tweede wereldoorlog actief geweest in het verzet in Brabant. Hij kreeg in de jaren negentig, samen met zijn vrouw, de Yad Vashem oorkonde uitgereikt door de Israëlische ambassadeur. De familie heeft veel meegemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Fontaine was afkomstig uit Amsterdam en solliciteerde eind jaren veertig bij de gemeente Eindhoven op advies van de reeds genoemde heer Hendriks. Zij werkten allebei bij de plantsoenendienst in Amsterdam. Hendriks is de auteur van Onze Loofhoutgewassen. De Heer Fontaine is jarenlang secretaris/ penningmeester geweest van de NDV en organiseerde veel excursies. Hij publiceerde vaak artikelen over bomen, onder andere in het toenmalige vakblad ‘Groen’. In 1981 publiceerde hij in het meinummer een artikel over deze boom, destijds nog onder de naam: Carpinus betulus ‘Columnaris’ ‘type de Bie’. Deze bomen staan nog steeds in de Firapeellaan in de wijk Woensel te Eindhoven, Fontaine woonde destijds in deze buurt. Het gevolg van dit artikel was dat de technische commissie van de NAKB (huidige NAKtuinbouw) besloten heeft om de boom naar de heer Fontaine te noemen. De NAKB heeft van een boom uit de Firapeellaan enthout genomen en dit beschikbaar gesteld aan de Nederlandse boomkwekers. In 1983 heeft de NAKB de naam Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’ officieel vastgesteld, destijds tot groot verdriet van de familie De Bie. Sindsdien is de boom op zeer grote schaal aangeplant in de openbare ruimte.

Carpinus is een gezonde soort en kent geen vervelende ziektes, de boom geeft weinig overlast. Bij het gebruik van Carpinus in het algemeen wil ik wel aandacht vragen voor het feit dat deze soort slecht tegen strooizout bestand is. Carpinus betulus is in 2017 gekozen tot de boom van het jaar. De oudste Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’ die ik ken, staat in het Arboretum ‘Poort Bulten’ in Twente. Deze boom is ongeveer vijftig jaar oud, aan deze boom is duidelijk te zien dat de boom op oudere leeftijd breder wordt.