Ze bestaan nog steeds, zelfs in Nederland. Oude bomen waar weinig aan is gedaan door mensenhanden. Het was voor mij een grote verrassing om een paar jaar geleden, in een gebied waar ik in mijn jeugd vele kilometers heb gestruind, te stuiten op een uitzonderlijke, zeer ongewone Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus). Gezien de omvang en het model van de boom moet hij er al heel wat jaren staan, maar nog niet eerder was hij mij opgevallen. De boom staat in de Amsterdamse Waterleidingduinen op een onopvallende plek en dat is misschien de reden dat hij zo kon uitgroeien. De boom is in prima conditie met een ver uitwaaierende, zeer lage vertakking op de stam. In zijn jeugd zal de boom vrij in het toen nog ruige en tamelijk kale duinlandschap hebben gestaan (in bosverband had zich namelijk al snel een stam gevormd) en door de schrale grond en de zeewind een gedrongen en stevig boompje zijn geweest. Tegenwoordig is hij, op enige afstand, omgeven door jong geboomte dat luwte geeft waardoor de takken ook tegen de windrichting in (zoute zeewind) een enorme lengte hebben kunnen bereiken.
Hoe oud zal deze boom zijn? Dat vind ik moeilijk te zeggen. Wat bekend is dat in de omgeving van deze boom in 1853 graafwerk en grondverzet heeft plaatsgevonden voor de aanleg van de Oranjekom, een verzamelbekken voor drinkwater in het duingebied. De Amsterdamse Waterleidingduinen is een 3400 ha groot gebied en ligt tussen Zandvoort en Noordwijk. Een groot deel van het drinkwater voor Amsterdam wordt hier, sinds 1853, voorgezuiverd. Hiervoor zijn kanalen gegraven waarin water uit de Rijn wordt gepompt, naar beneden sijpelt door het zandpakket en een stuk schoner wordt opgepompt. De groeiplaats van de esdoorn ligt in de buurt van het oudste kanaal. Dus wie weet is de boom toen aangeplant of heeft hij zichzelf gevestigd als spontane zaailing. De boom zou dus wel eens 150 jaar oud kunnen zijn.
Het natuurlijke verspreidingsgebied van Acer pseudoplatanus wat betreft Nederland is volgens de huidige inzichten beperkt tot Zuid-Limburg. Men gaat ervan uit dat deze boomsoort niet op eigen kracht in het duingebied is gekomen. Het zal een bewuste aanplant-keuze zijn geweest omdat men destijds al in de gaten had dat de boom het goed doet op diep doorwortelbare maar schrale gronden en ook zeewind goed verdraagt. De eerste aanplantingen dateren mogelijk al uit de 17e eeuw en hadden tot doel de stuivende duinen vast te leggen. En wie weet met plantmateriaal opgekweekt uit zaden van niet-Nederlandse herkomst (de boomsoort heeft een groot groeigebied in Zuid- en Midden-Europese gebergten). Dat gebruik van materiaal van niet-autochtone herkomst wordt tegenwoordig niet erg gewaardeerd. Niet alleen in het gehele duingebied, maar ook in de rest van Nederland is de boom tegenwoordig bijna overal te vinden. Nu zou er al snel het etiket van invasieve soort aan worden gehangen. Wat betreft invasieve soorten hebben ze in de duinen al meer meegemaakt. Het damhert heeft zich hier gevestigd. Dat moet gebeurd zijn rond 1980 (voor die tijd heb ik ze daar namelijk niet gezien) en de damherten zijn in een paar decennia verworden tot een plaag. Leuk om te zien, dat wel, maar voor de vegetatie (zoals ik die kende uit mijn jeugd) een drama. Na jaren gedoe in de gemeenteraad van Amsterdam (het zijn hun duinen tenslotte) is dan eindelijk besloten wat aan al die herten te doen. Net als (destijds) de damslapers, worden nu ook de damherten aangepakt.
De experimentele tuin van de notaris werd dankzij zijn rotsvaste vertrouwen, passie, doorzettingsvermogen en een vleugje ‘Grunniger aigen wiesheit’ een waar exotisch paradijsje op het Groningse Hogeland. Het groene levenswerk van notaris Smit (1916-2002) uit Eenrum kreeg de naam Notoarestoen. 2018 is het gouden jubileumjaar van deze tuin.
Er was veel scepsis onder deskundigen over de plannen van Smit om een botanische tuin aan te leggen in Noord-Groningen. Maar de notaris gelooft in zijn droom: een tuin met uitheemse planten en naaldbomen die van nature groeien in exotische oorden als China, de Himalaya en Japan. De tuin zal een bijzonder contrast vormen in het Groninger landschap met zijn weidse horizonnen, zo fantaseert hij. De notaris wordt in zijn overtuiging gesterkt door de overlevering dat er ooit sparren hebben gestaan bij borg Ten Dijke in Pieterburen. Als er na een ruilverkaveling een weiland van twee hectare vrij komt, grijpt de notaris zijn kans en koopt het perceel aan de rand van het dorp. In 1968 start hij met de aanleg van een windsingel van loofbomen in de buitenring om een luwe binnentuin te creëren waarin de exoten beschermd zijn tegen de invloed van de zee.
Het experiment naaldbomen
De eerste exotische uitdaging van de notaris vormt de naaldboom. Hij plant zowel Picea, Abies en Pinus. Het experiment naaldboom is geen onverdeeld succes. Vijftig jaar na dato blijken de naaldbomen het zwaar te hebben. Met name na de forse uitdunning van de windsingel in 2003 kregen de naaldbomen de volle wind. Ze zijn omgewaaid. Markante overlevers van het experiment zijn de Sitkasparren (Picea sitchensis) nabij het tuinhuis. Omdat het tuinhuis nabij deze sparren geplaatst werd, zijn de bomen ontdaan van de onderste takken tot een hoogte van drie meter. En zie, de sparren maakten spontaan nieuw stamschot. In 2018 zijn de stammen weer tot de aan grond bemanteld met takken van meer dan een halve meter lang.
Dan Pinus. De jonge pijnboom deed het prima, tot de wortels afstervingsverschijnselen gingen vertonen. Oorzaak waarschijnlijk harde en/of zoute grondlagen, veranderde grondwaterstand, met tot gevolg dode groeitoppen en verzwakking door te weinig houvast in de bodem. Hierdoor zijn helaas veel bomen door stormwind gesneuveld.
Rhododendron en hybriden
De liefde voor Rhododendron ontstaat rond 1975 wanneer de notaris op zoek gaat naar geschikte onderbegroeiing voor de bomen. De Rhododendron past precies in zijn plannen: de struik geeft kleur aan het bos, doet het goed onder bomen en groeit uit tot een mooie volle struik. Bovendien kent de Rhododendron de grootste variatie aan soorten. De notaris specialiseert zich in deze ‘Koning der Planten’. Aanvankelijk bezoekt hij Nederlandse, Deense en Noord-Duitse kwekers voor nieuwe soorten. Later breidt hij zijn zoekgebied uit naar Schotland en Amerika, met name voor botanische soorten en importeert hij diverse hybriden. De bloemenpracht van de grootbloemige hybriden is overweldigend en veroorzaakt in de Notoarestoen vooral in de tweede helft van mei een explosie van kleur. Dit is de tijd dat de meeste bezoekers komen om zich te vergapen aan de vorm, grootte en bloemkleur van deze cultivarrijke plantengroep.
De Dexter en Consolini cultivars maken de verzameling uniek. De gefortuneerde fabrikant Dexter uit Massachusetts gaf landschapsarchitect Paul Frost de opdracht Rhododendron-hybriden en -species te verzamelen voor zijn landgoed. De eerste cultivars ontstonden uit onbenaamde Fortunei hybriden van de oude kwekerij van het landgoed. Na Dexters overlijden in 1943 is de American Rhododendron Society (A.R.S.) begonnen om tuinen en arboreta te bezoeken waar Dexter hybriden waren aangeplant. Ze selecteerde de beste soorten en namen deze op in hun register. Uitgangsmateriaal van deze geselecteerde Dexter-hybriden werd door diverse rododendronkwekers gebruikt om ze te vermeerderen en in de handel te brengen. Bekendste Dexter is Rh. ‘Scintillation’. Dexters hovenier, Tony Consolini, heeft het kruisingswerk na 1943 voortgezet op zijn eigen kwekerij toen na de dood van Dexter het landgoed verkocht werd. Bekend van hem is de bi-color ‘Red Line’ (deze Consolini is iets typisch Amerikaans, en is hier in Europa weinig te zien).
Verwildering en heropleving
De notaris geeft zijn liefdesbaby niet graag uit handen en duldt geen hulp van ‘vreemden’ in de tuin. De tuin verwildert; tot verdriet van vele liefhebbers. Bij zijn overlijden in 2002 resteert een verwaarloosde tuin en laat de notaris een groene erfenis na met een donker toekomstperspectief. Zijn zoon en schoondochter vormen een stichting om de toekomst van het arboretum veilig te stellen. Bernard Bakker en ik zijn begonnen om samen met andere vrijwilligers de Rhododendron op te rooien, te verplanten en verder uit elkaar te zetten. Om te bepalen of rigoureuze snoei bij het verplanten mogelijk zou zijn, was het register van de A.R.S. helaas weinig behulpzaam. Rigoureus terugnemen vonden we te gewaagd. Nu zie je welke cultivars door meer licht nieuwe scheuten maken onder in de plant, en welke dit beslist niet doen.
Een kleine opsomming uit de thans nog aanwezige 50 Dexter / Consolini hybriden: Rh. ‘Cadis’ ×’Dexter’s Spice’ | Rh. ‘Dexter’s Horizon’ | Rh. ‘Dexter’s Spice’ | Rh. ‘Dexter’s Crown Pink’ | Rh. ‘Dexter Peppermint’ | Rh. ‘Dexter’s Pink Glory’ | Rh. ‘Dexter’s Orchid’ | Rh. ‘Dexter Estate 141-75’ | Rh. ‘Dexter’s Red Velvet’ | Rh. ‘Dexter’s Pink’ | Rh. ‘Dexter’s Amethyst’ | Rh. ‘Dexter’s White 312’.
Botanische soorten
Ook laat de notaris vanuit de Verenigde Staten zaad overkomen van botanische soorten uit China en de Himalaya om deze eveneens in eigen beheer te kweken. Smit wist 768 botanische soorten te verzamelen. Hiervan leven er nu nog 137, waarvan 25 zelf opgekweekt. In het algemeen blinken botanische soorten niet uit in spectaculair machtsvertoon zoals de hybriden. Nee, zij moeten het hebben van mensen met oog voor detail.
Neem Rhododendron quinquefolium. Zoals de soortaanduiding al zegt, zit het detail in het vijftallig kransstandig staand blad van deze winterkale struik. Tegelijk met de bladontwikkeling verschijnen in april/mei de witte bloemen in groepjes van twee of drie. Als het blad volgroeid is, wordt de bladrand opvallend rood. Het rood verkleuren van de bladeren in de herfst is wellicht ook een reden om de plant te gebruiken. In Eenrum is de herfstkleur niet spectaculair, maar dat kan ook aan de grondsoort liggen. Het is een langzame groeier, omschreven als matig winterhard. In het arboretum heb ik er nooit vorstschade in gezien. Rhododendron sutchuenense en Rhododendron calophytum zijn twee Chinese botanische soorten die het begin van het bloeiseizoen aankondigen. Ze bloeien de laatste jaren vaak al vroeg in maart, wat soms vorstschade geeft aan de geopende bloemen. Ze vallen op door hun grote bladeren, en dikke bloemknoppen waaruit verrassend relatief kleine roze bloemtrossen komen. Dat brengt me bij een andere chinees: Rhododendron argyrophyllum subsp. nankingense ’Chinese Silver’. Een volkomen winterharde plant die in een schaduwrijke tuin niet misstaat. Schitterende lichtroze bloemen, maar die zijn vergankelijk, ze sieren de plant hooguit een maand. De plant moet het van de onderkant van de zwartgroene bladeren hebben; deze zijn prachtig zilverkleurig behaard.
Veel botanische soorten hebben een extra sierwaarde door het indumentum, een natuurlijke bescherming tegen uitdrogen van de bladeren. Nadat de bloemen zijn verwelkt, ontwikkelen zich de nieuwe scheuten, die maandenlang voorzien zijn van een fluweelachtige beharing in allerlei bruintinten. Als de scheuten volgroeid zijn gaat het bruine aan de bovenkant van de bladeren er vanaf, maar de onderkant behoudt zijn soortkarakteristieke bruine kleur. Denk aan soorten en hybriden van Rh. bureavii, Rh. taliense, Rh. tsariense, Rh. pachysanthum en Rh. yakushimanum. Er staat een aantal kruisingen uit de Yakushimanum-groep in het arboretum.
Registreren en archiveren
Gelukkig is begin jaren tachtig van de vorige eeuw door de zoon van de notaris een registratiesysteem ontwikkeld. Hiermee is de plaats van de planten redelijk goed te bepalen, en daarmee de soort makkelijk te herleiden in het archief. In het arboretum werden met witte tegels de hoekpunten gemarkeerd van een ruitennet. Met een zweefvliegtuig zijn hiervan foto’s gemaakt om het arboretum in kaart te brengen. Daarna zijn en worden nu nog alle planten ingemeten en ingetekend in deze kwadrantenkaart. De plant heeft een nummer op een steeketiket aan de stamvoet en een geplastificeerd kaartje met naam en registratiegegevens aan de plant. Planten langs de paden en markante planten hebben een aluminium naambordje. Toch realiseren we als bestuur dat de sortimentskennis van dit park in de hersens van een te kleine, op leeftijd zijnde, selecte vrijwilligersgroep is opgeslagen. Een kwetsbare toekomst dus, vandaar de wil om dit systeem uit het pre-GPS tijdperk te vervangen door plaatsbepaling met moderne navigatiesystemen.
Vijftig jaar geleden is de notaris begonnen aan iets wat zijn levenswerk werd. Wij zijn degenen die dat levenswerk met eenzelfde drive, maar met onze ideeën voortzetten, om over vijftig jaar aan de generatie die dan leeft te laten zien wat je kunt bereiken als je echt iets wilt. De bewoners uit Eenrum en omstreken weten de tuin wel te vinden: je kunt er niet komen of er zijn wandelaars. Lezer, ik hoop u te ontmoeten op 13 mei bij de excursiezondag van de NDV, of wellicht op een ander moment als u op vakantie bent in Noord-Nederland of als enthousiaste wandelaar het dichtbij het arboretum gelegen Pieterpad loopt.
In het vervolgverslag van de 75ste Dendrologendag gewijd aan het geslacht Sorbus in Arbor Vitae 27, 1, p.16-17 (2017) werd uiteengezet dat de opvattingen over het geslacht Sorbus uiteenlopen en dat het in vijf aparte geslachten zou moeten worden gesplitst. Dit heeft grote gevolgen voor de nomenclatuur en in het bijzonder voor wat volgens de nieuwe opvatting geslachtshybriden zijn.
In 2005 publiceerde Hugh McAllister zijn lang verwachte monografie van het geslacht Sorbus. Verrassend was dat hij zich beperkte tot de geveerdbladige soorten (pinnate leaved rowans). Hij beriep zich op een publicatie van Roberson et al. van 1991 waarin het oude geslacht Sorbus werd opgedeeld in vijf geslachten: Sorbus, Cormus met C. domestica, Chamaemespilus met C. alpina, Torminalia met T. torminalis en Aria (inclusief Micromeles). Naast A. edulis voor Sorbus aria telde laatstgenoemd geslacht zeventien soorten met een normale voortplanting en twintig apomictische soorten.
Nieuwe geslachtshybriden
Je kon er op wachten dat taxonomen zich zouden storten op de nieuwe geslachtshybriden en met een stortvloed aan nieuwe namen zouden komen en daarbij ook de nodige aanpassingen voor het geslacht Aria. De klus werd in 2017 geklaard door Alexander N. Sennikov en Arto Kurtto in een publicatie in Memoranda Soc>. Fauna Flora FennicaSorbus s.l. (Rosaceae) in Europe’.
Van de nieuwe combinaties in het geslacht Aria is voor het gekweekte sortiment vooral die van Sorbus aria van belang. Dat wordt Aria edulis. De geslachtshybriden zorgen voor vijf echt nieuwe geslachtsnamen: Borkhausenia voor Aria ×Sorbus ×Torminalis, Hedlundia voor Aria ×Sorbus, Karpatiosorbus voor Aria ×Torminalis, Majovskya voor Aria ×Chamaemespilus en Normeyera voor Aria ×Chamaemespilus ×Sorbus. Concreet betekent dit voor het gekweekte sortiment de volgende mutaties: Sorbus hybrida wordt Hedlundia hybrida Sorbus ×thuringiaca wordt Hedlundia ×thuringiaca, Sorbus intermedia wordt Borkhausenia intermedia Sorbus latifolia wordt Karpatiosorbus latifolia.
We kunnen echter voorlopig met een gerust hart gaan slapen want een aanpassing in de Naamlijst van Houtige Gewassen zal nog wel even op zich laten wachten.