Categorie archieven: Verslagen van activiteiten

Excursie Brabantse Wal: Ossendrecht en Halsteren

Op 26 maart 2022 bezochten we twee boomrijke gebieden op de Brabantse Wal, een twintig kilometer lange zandrug met daarop steden, dorpen en natuurgebieden, die zich in noord-zuidrichting uitstrekt van Steenbergen via Bergen op Zoom, Halsteren en Woensdrecht tot aan Ossendrecht bij de grens met België. Opvallend in dit landschap is de steile rand of zoom, ook wel steilrand, die de begrenzing vormt van hoge zandgronden (tot 22 meter) en lager gelegen zeekleipolders.

Overzichtskaart Brabantse wal met de steilrand

Parkachtig groenproject Achtlanen in Ossendrecht
Peter Blommerde leidt ons rond. We starten in de Wilgenlaan. Peter is de initiator van het burgerinitiatief Groenproject Achtlanen, een in zijn woonwijk gelegen dendrologisch park. Boomsoorten die in het gebied al aanwezig waren, zoals Zomereik (Quercus robur), Gewone beuk (Fagus sylvatica) en Grove den (Pinus sylvestris), zijn de afgelopen jaren aangevuld met vele andere boomsoorten, in het bijzonder met diverse soorten en cultivars van de Spar en Magnolia. We treffen het qua sfeerbeeld, want veel soorten Magnolia staan eind maart in bloei.

Met Peter Blommerde op stap in de Achtlanenwijk
Foto: Eduard Groen

De droom van Peter is dat Ossendrecht hét Magnolia-dorp van Nederland wordt. Dertig jaar geleden begon hij met de aanschaf van acht exemplaren voor zijn eigen tuin. Geleidelijk aan wist hij meer en meer buren te enthousiasmeren, wat ertoe leidde dat er inmiddels zo’n vierhonderd Magnolia’s in de Achtlanenwijk staan. Uiteindelijk wist hij ook het dorpsplatform Ossendrecht en de gemeente Woensdrecht mee te krijgen. In 2020 konden – met gemeentelijke subsidie – honderdtachtig Magnolia’s in privé voortuinen worden aangeplant en daarnaast op dertien locaties in het openbare gebied. De bedoeling is dat er de komende jaren nog meer Magnolia’s bijkomen, met als te bereiken resultaat een Magnolia-route door het gehele dorp, met naambordjes waarop de boomsoort zijn vermeld.
Vanaf het begin is Peter bezig met de bodemverbetering van de zure zandgrond door toevoeging van champignonmest en mineralen. Eerst in de eigen tuin en in de omliggende percelen, vervolgens in de buurt en de wijk. In de loop van de jaren zijn honderden kubieke meters champignonmest in het gebied verwerkt. Per boomsoort wordt de na te streven pH-waarde benaderd door toevoeging van een uitgekiende mix van kalk, kalium en magnesium, opdat een perfecte bosgrond wordt gecreëerd, met behoud van een humuslaag.
We wandelen door de Eikenlaan en zien vaardig gemaakte insectenhotels en nestkastjes. Dat moet de aanwezigheid van vogels zoals boomklevers en mezen stimuleren, ter voorkoming van insectenplagen in bomen. ‘De mezen doen het werk’, aldus Peter.
De extra aangeplante bomen zijn veelal als zaailingen gekocht. We zien onder andere diverse exemplaren van de Zoete kers (Prunus avium), Japanse kornoelje (Cornus kousa) en Sneeuwklokjesboom (Halesia carolina). De mooiste plek in het gebied is ongetwijfeld de vallei langs het pad naar de hoek Berkenlaan/Kastanjelaan. ‘Hier moet ik iets mee’, dacht Peter toen hij het verwaarloosde gebied jaren geleden voor het eerst zag. Tegenwoordig ligt in het centrum van deze vallei een prachtig grasveld vol met Madeliefjes (Bellis perennis), met daaromheen diverse kleurige voorjaarsbloeiers zoals Langbladige druifhyacint (Muscari armeniacum) en Winterakoniet (Eranthis hyemalis), waarbij verder ook diverse exemplaren van de Naald van Cleopatra (Eremurus robustus) opvallen.
Peter loodst ons dwars door de met Sparren bezette helling. In de ondergroei zijn Rododendrons aangeplant. We zien onder andere Colorado-zilverspar (Abies concolor), Edelspar (Abies procera) en Reuzenzilverspar (Abies grandis).
Via de Lindelaan, de Dennenlaan en de Duinstraat lopen we terug naar de Wilgenlaan om tot slot de tuin van Peter te bewonderen. Onderweg en in zijn tuin kwamen we vele soorten Magnolia tegen, zoals Magnolia grandiflora, M. campbellii, M. ×soulangeana, M. ‘Atlas’, M. ‘Genie’.

De vallei met Madeliefjes, in de Achtlanenwijk
Foto: Eduard Groen

Landgoed De Hertgang in Halsteren
In het twintig kilometer noordelijker gelegen arboretum Landgoed De Hertgang in Halsteren worden we ontvangen door Hans en Jannie Remijnse. Dit arboretum ligt pal op de steilrand, een overgang van de hoger gelegen zandgronden naar de lager gelegen kleipolders. Het zand is daar in de laatste paar duizend jaar van de laatste ijstijd vanuit de Noordzee naartoe gewaaid. De steile wand is vervolgens gevormd door de rivier de Schelde. Het hoogteverschil van de polder tot het maaiveld rondom het landhuis is twaalf meter.
Hans vertelt dat het water in 1953 tijdens de ramp tot in het landgoed stond. Een deel van de zandgrond is daarna afgegraven om de dijken te herstellen. Daardoor is in een deel van het landgoed een vallei ontstaan waar sinds de vijftiger jaren tal van bomen zijn aangeplant.
In het arboretum staan meer dan 150 boomsoorten, waarvan 90 met naambordjes. Hans en Jannie bewonen en beheren het gebied nu veertig jaar. Veel energie hebben zij gestoken in de aanplant van bodembedekkers, waardoor een afwisselend en divers bosbeeld is ontstaan.

De aanleg van de tuinen rondom het landhuis en de beplanting van het landgoed in de jaren vijftig en zestig komen zijn van de hand van tuinarchitect Jan Hendrik van Koolwijk, wiens archief via de Database Tuin van Wageningen University & Research digitaal vrij toegankelijk is. Jammer dat de Macedonische den (Pinus peuce) vlak bij het landhuis de storm Eunice in februari 2022 niet heeft overleefd. De boom is 63 jaar oud geworden.

Uitgestelde Najaarsbijeenkomst op 19 februari 2022

De eerste bijeenkomst van de NDV van 2022 had eigenlijk de laatste bijeenkomst van 2021 moeten zijn. Het coronavirus gooide dit keer gelukkig geen roet in het eten. 50 NDV-leden kwamen samen bij Agro de Arend in Opheusden, toeleverancier voor de boomkwekers en hoveniers.
In zijn welkomstwoord vermeldde NDV-voorzitter Jos Koppen de aanplant van een Gymnocladus dioica op 18 februari voor het stadstheater Musis Sacrum in Arnhem. Een aanbod van de NDV voor de stad Arnhem. De wethouder die de boom in ontvangst nam, had zich goed verdiept in de NDV. Zo wist ze dat de heer Springer, een van de NDV-oprichters, het tegenover het theater liggende Musispark na het winnen van een prijsvraag heeft ontworpen. De wethouder deed de toezegging in 2024 opnieuw een boom te planten ter gelegenheid van het 100-jarige bestaan van de NDV.
Hierna heette gastheer Gerrit Jan van Nifterik van Agro de Arend de deelnemers welkom en gaf hij uitleg over zijn bedrijf.

Het rijke geslacht Hamamelis
Abraham Rammeloo was de eerste inleider. Hij nam de deelnemers mee door de grote verzameling van het geslacht Hamamelis (500 stuks) in Arboretum Kalmthout. Sommige benaderen of overschrijden zelfs de 100 jaar. Alvorens de vertegenwoordigers uit het geslacht Hamamelis onder de loep te nemen, besprak hij een aantal naaste verwanten die tot de familie der Hamamelidaceae mogen worden gerekend. Heesters als Loropetalum chinense, de helaas niet geheel winterharde Chinese franjeboom met paars blad, Parrotia persica en Sycopsis sinensis, een wintergroene boom met rode bloemen, passeerden de revue.

Sycopsis sinensis
Foto: Abraham Rammeloo

Binnen het geslacht Hamamelis zit een grote variëteit. Hamamelis japonica is een grillige groeier met een kleine bleekgele bloem, waarvan de bloemblaadjes gekreukeld zijn. H. mollis is in alles behaard. En dan zijn er nog H. virginiana, die reeds in de herfst bloeit met gele bloemen, en H. vernalis met kleine sterk geurende bloemen.
Van de in Arboretum Kalmt­hout door Jelena de Belder geïntroduceerde Hamamelis ×intermedia cultivars zijn er meerdere vernoemd naar haarzelf en de familieleden. Zo zijn er de geelbloeiende H. ×intermedia ‘Jelena’, de kruidig geurende H. ×intermedia ‘Danny’, waar vernalis-genen in zitten, en de voor de Kerst reeds bloeiende cultivar ‘Robert’. Daarnaast zijn bekende cultivars de roodbloeiende H. ×intermedia ‘Ruby Glow’ en de ‘Fire Blaze’ met zijn kruidige geur en mooie herfstkleur.

Hamamelis ×intermedia ‘Aphrodite’
Foto: Myriam Luyckx

Rammeloo sprak ook over bekende selecteurs en verzamelaars. Zoals Wim van der Werf die de Nationale Plantencollectie van Hamamelis aan het Nationaal Bomenmuseum heeft geschonken, en Jan van Heijningen. Wim van der Werf bracht onder andere H. ‘Doerak’ en de treurvorm ‘Sem’ in omloop. Jan van Heijningen vond een aantal geelbloeiende H. ×intermedia cultivars. Die beginnen allemaal met de letter A, waaronder de bijna tweekleurige H. ×intermedia ‘Albron’.
Wat bodem betreft heeft de Hamamelis een hekel aan kalk, natte voeten in de winter en droogte in de zomer. Vermeerdering vindt meestal plaats door enten, waarbij Hamamelis virginiana en soms Hamamelis verna als onderstam dienst doen. Marcoteren is de manier om de Hamamelis op eigen wortel te krijgen, maar wordt niet veel toegepast.

Japanse esdoorn, een rijke verscheidenheid
De tweede inleider was Piet de Jong, over de Japanse esdoorns. Na de topografie en de verspreiding werden de diverse secties en soorten toegelicht. Van de zeldzame Acer distylum met zijn opstaande bloeiwijze, naar de Acer nipponicum met zijn zeer grote bloeiwijze, die vanwege verbranding van het blad graag in de schaduw staat. En van de behaarde Acer sieboldianum met zijn puur groene bloemen, Acer shirasawanum met blad dat de meeste lobben heeft binnen het geslacht Acer, de tweehuizige Acer carpinifolium, Acer diabolicum met zijn hangende trossen die in de volksmond ‘het duiveltje’ heet, naar Acer tataricum met het grootste areaal van alle Esdoorns, dat zich uitstrekt van Hongarije tot Japan.
Vervolgens kwam ook de Streepjesbast-esdoorn aan de orde, waaronder de bekende Acer capillipes, Acer crataegifolium, Acer micranthum met zijn kleine bloeiwijze en zijn prachtige herfstkleur en de Acer rufinerve met zijn rode vruchten en berijpte twijgen. Als afsluiting passeerden nog de aan Acer campestre verwante en de in zijn herkomstgebied zeer bedreigde Acer miyabei met zijn ruwe stam, Acer pictum met zijn grote aantal ondersoorten, Acer cissifolium met zijn drietallig blad en mooie herfstkleur en Acer pycnanthum, die veel op Acer rubrum lijkt.

Takkenquiz
Na de lunch was het de beurt aan Piet de Jong en Hans Janssen om de deelnemers aan de traditionele takkenquiz te onderwerpen. De deelnemers kregen 30 takken voorgelegd en werden vervolgens getoetst op hun dendrologische kennis, waarbij menigeen zich liet verleiden, waaronder ondergetekende, de verkeerde naam op het formulier te noteren. De winnares van deze takkenquiz was Annet Kessler en zij kreeg de Pierre Theunissen wisseltrofee uitgereikt.
Het was een prima dag met interessante voordrachten. Tot slot bedankte de voorzitter de organisatoren en vooral ook Jan van den Brandhof die veel werk heeft verzet om deze dag mogelijk te maken.

Bezoek aan het landgoed Schovenhorst en begraafplaats Koningsvaren

Het landgoed Schovenhorst is een oude bekende van de NDV. Twintig jaar geleden zijn wij hier voor het laatst geweest en in 1984 heeft de NDV daar zelfs het 60-jarig bestaan gevierd. De ontvangst was nu – bij de excursie op 16 oktober 2021 – ook weer geweldig, met koffie en eigengemaakt lekkers.

Collectiebeheerder Aart Jongekrijg vertelde ons kort over de historie van het landgoed: van heide in 1848 naar de proeftuin voor zaden in het Kleine Pinetum tot de ontwikkeling van het Grote Pinetum en uiteindelijk het Arboretum met de geografische collectie. De eerste eigenaar, de heer J.H. Schober, wilde uitzoeken welke bomen succesvol zouden kunnen zijn voor de bosbouw op deze arme Veluwse zandgrond. Eén soort sprong er gunstig uit: de Pseudotsuga menziesii ofwel de Douglasspar. De Thuja plicata daarentegen bleek onrendabel. Vanaf 1901 beheerde de familie Oudemans het landgoed. Zij verschoven het accent meer naar toerisme en natuur.

Thuja plicata
Foto: Eddy Olthof

Het was een voortdurend worstelen met de fysieke omstandigheden. Verwoede pogingen werden er gedaan om de bomen aan te laten slaan. In een plantgat werd een jaar van te voren water, slib en vodden gestopt om te zorgen dat de boompjes zouden gedijen. Oudemans bracht ooit uit Canada zaden mee van vijfentwintig soorten naaldbomen. Slechts een of twee soorten bleven er over. Dat was ook de reden dat men besloot bomen in groepen te planten opdat er van de vele geplante bomen nog iets zou overblijven. Door de moeilijke omstandigheden is het oude assortiment vrijwel verdwenen. Er zijn nog wel oude Douglassparren van verschillende herkomst waaronder een selectie uit Washington met onevenwichtige groei maar ook selecties met een prachtige doorgaande stam.
Tegenwoordig is Schovenhorst een stichting met een rentmeester. De laatste twintig jaar bleek de noodzaak om vooral met vrijwilligers te werken. Nieuw elan kwam er in de persoon van collectiebeheerder Aart Jongekrijg en sinds enige tijd van Herman van Oeveren die de bomen van de correcte naambordjes voorziet. Dit is van belang voor de toegankelijkheid van het landgoed. Het gespreksonderwerp onder de deelnemers van vandaag betreft dan ook niet de naamgeving, want die is duidelijk. We hebben het onder andere over wel of geen exoten in het bos, over wel of niet uit zaad planten, en over het pikeren (de penwortel afsnijden om de breedtegroei te bevorderen) voor het planten.

We kunnen nu de oudste Sequoiadendron giganteum (1853), de oudste Pseudotsuga menziesii (1854), de oudste Metasequoia glyptostroboides (1955) en de oudste Thuja plicata (1864) bewonderen. Ook de hoogste bomen ontbreken niet, kampioen is een Abies grandis (47m) die de Sequoiadendron giganteum (45m) overtreft. Een oplettende deelnemer wijst ons op iets grappigs: diverse Douglaskegels in de groeven van een Sequoiadendron giganteum, op ooghoogte, nog hoger en ver daarboven. Een mens kan daar niet bij. Het schijnt de wintervoorraad van een eekhoorn te zijn. We zien dat even later ook op verschillende plekken.

Gymnocladus dioica in herfstkleur
Foto: Eddy Olthof

Hiermee naderen we het einde van de excursie door het Kleine Pinetum, het Grote Pinetum en het Geografische gedeelte. Terugkijkend op deze excursie is mijn conclusie dat de invloed van de proeftuin van Schovenhorst op de Veluwe groot is geweest. De Douglasspar domineert op vele hectaren op de Veluwe en is nog steeds de belangrijkste bron van de houtopbrengst. Er wordt op Schovenhorst nog steeds onderzoek gedaan door de WUR, zoals onderzoek naar de reactie van Coniferen op veranderingen in het klimaat en het onderzoek naar houtafbraak om klimaatmodellen met betrekking tot het vastleggen van koolstof beter te kunnen onderbouwen.
In de middag werd de begraafplaats Koningsvaren in Ermelo bezocht. Bert van Polen van de firma Copijn leidde ons rond en liet ons het bijzondere sortiment zien. Veel eiken waaronder Quercus ×hispanica ‘Fulhamensis’, Quercus rhysophylla ‘Maya’ en Quercus palustris ‘Green Pillar’ zo tussen de graven. En dan zagen we de in de herfst knalgele Cladastris kentukea ofwel Amerikaans geelhout, prachtig in de volle ruimte. De begraafplaats is een aanrader voor dendrologen en vergeet dan niet het begeleidende boekje aan te schaffen bij de Stichting Natuur- en Milieuplatform Ermelo.