Alle berichten van Piet G. Vos

Over Anacardiaceae in het algemeen en het geslacht Toxicodendron in het bijzonder

De Anacardiaceae is een bonte familie van voornamelijk (sub)tropische houtige gewassen. Enkele geslachten gedijen ook in onze gematigde streken zoals de bekende fluweelboom, een notoire woekeraar, zeker in oostelijk Canada. De bontheid is te danken aan het feit dat de familie geslachten dan wel soorten omvat die gewilde vruchten produceren zoals mango, cashew- en pistachenoot. Daarnaast leveren enkele geslachten Chinese zwarte lak (Rhus verniciflua), hebben ze sierwaarde (Cotinus coggygria, de pruikenboom) en zijn er geslachten die afschrikwekkende huidinfecties veroorzaken, zoals Toxicodendron (de naam zegt vermoedelijk genoeg).

Toxicodendron radicans in de Botanische Tuin Fort Hoofddijk, Utrecht
Foto: Gábor Ajtay

Bij het laatst genoemde geslacht sta ik uitvoeriger stil. Er zijn volgens The Plant List 28 soorten, ik beperk me tot twee: T. radicans en T. diversi­lobum. De morfologische verschillen tussen beide zijn klein. Het belangrijkste verschil is dat de eerstgenoemde inheems is in de oostelijke VS (en in Oost-Azië) en de tweede voorkomt langs de Stille Oceaan, van zuidelijk Alaska tot in Californië. De morfologische veelvormigheid leidde onvermijdelijk tot het onderscheiden van subsoorten. Toxicodendron staat bekend onder diverse benamingen zoals gif eik, poison ivy, gifsumak … Deze veelnamigheid wijst al op de verschillende ervaringen die de mensheid met deze opmerkelijke houtige heeft. De boosdoener is een olieachtig residu in het blad, urushiol genaamd. Als het lichaam in contact is gekomen met het blad en niet direct via wassen met water en zeep geschoond, ontstaat er een allergische huidreactie.

Blad in detail
Foto: Gábor Ajtay

Toxicodendron radicans is morfologisch behoorlijk variabel en daardoor natuurlijk taxonomisch moeilijk te determineren. In mijn arboretum ontdekte ik enkele jaren terug het volgende: diverse twijgen van de plant zijn ‘blootbeworteld’ zoals bij klimop, hoewel de twijgen niet echt tegen naburige struiken of muren aanleunen of daarmee verstrengeld zijn. Ooit las ik dat je twee soorten hebt waarvan de een wel en de andere niet dergelijke hechtwortelharen vormt. Toxicodendron radicans is tot op zekere hoogte polymorf. Ze kunnen zowel staand groeien als klimmend. Dat zag ik veel eerder tijdens bezoek aan Philadelphia, VS, in een wild ogend park waar het ene specimen in twijgen klom en het andere, wat verder ervan verwijderd, gewoon zelfstandig opging.
Opgevallen is me dat bloei en vruchtzetting, ook in andere collecties dan de mijne, zeldzaam waarneembaar zijn. Oorzaak? In de literatuur vind ik nauwelijks iets over de seksualiteit van de familie en het geslacht in kwestie.
Vanwaar die dure familienaam Anacardiaceae? Backer verklaart: ‘ana’ is Grieks voor omhoog gaand of staand, ‘cardia’ eender voor hart. Het verwijst naar de gezwollen, hartvormig ogende zwelling van de bladstengeltop bij leden van de familie, suggererend dat die zwelling een vrucht zou zijn.

Literatuur
C.A. Backer (2000). Verklarend woordenboek van wetenschappe­lijke plantennamen, Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam/Antwerpen.
V.H. Heywood (1993). Flowering plants of the world, Batsford, Londen.
Wikipedia: lemma Anacardiaceae

Bonsaibomen, oud en klein

Afgelopen zomer waren we met vakantie aan de oostkust van de Verenigde Staten. We logeerden onder andere in Boston. Dan spreekt het vanzelf dat het Arnold Arboretum ‘moet’ worden bezocht. Het arboretum hoort sinds 1882 bij Harvard University, omvat 128 hectare (!) en zo’n 15.000 planten. Een fantastisch arboretum, alle bomen duidelijk benaamd met veel bezienswaardige oude exemplaren. Ook op een heel warme dag is er voldoende schaduw om rustig te wandelen. Het is niet alleen een eldorado voor dendrologen, maar ook voor vogelaars. Er schijnen allerlei bijzondere vogels voor te komen. Het arboretum is vernoemd naar James Arnold, een rijke zakenman die een flinke som geld naliet voor een arboretum.

Overzicht van de bonsaibomen
Foto: Ineke VInk

Een heel opmerkelijke ontmoeting was met de collectie van bonsaibomen (de ‘Larz Anderson collection’). Eigenlijk heb ik niet zo veel met bonsaiboompjes, ik zie de bomen liever tot volle wasdom komen zonder alle ‘geknecht’ en ‘dwang’. Aan de andere kant, een mooi miniatuurboompje met een ‘volwassen’ habitus heeft toch wel wat. Ook vind ik het intrigerend hoe bonsai-adepten de stam en wortels met ijzerdraadjes manipuleren … We volgden uit nieuwsgierigheid de bordjes en stonden ineens oog in oog met een houten constructie waarbinnen zich een flink aantal bonsaibomen bevonden. Op een houten platform konden we rondlopen en de verschillende planten bewonderen. Een verzorger was bezig de planten te besproeien, dat deed hij naar eigen zeggen drie keer per dag (het was heel warm in Boston). Als je naar een plant wees en iets te dichtbij kwam, klonk plotseling een strenge stem die vertelde dat het absoluut verboden was de planten aan te raken.
In totaal omvat de collectie 39 planten, in leeftijd variërend van 175 tot 275 jaar. Tussen november en april gaan de planten naar de winteropslag waar een temperatuur heerst van enkele graden boven nul en waar ze eenmaal per week water krijgen.
De voor mij meest bijzondere boom was een Chamaecyparis obtusa ‘Chabo-hiba’ uit 1737. Een prachtig exemplaar van tegen de driehonderd jaar oud. Onvoorstelbaar om tegenover zo’n klein, oud, levend wezen te staan … Voor wie meer wil zien en lezen op internet: www.arboretum.harvard.edu/plants/featured-plants/bonsai. Van harte aanbevolen.

Chamaecyparis obtusa ‘Chabo-hiba’ (daterend uit 1737) uitgelicht
Foto: Ineke Vink

Vorig jaar kreeg ik een bonsai cadeau: een Metasequoia glyptostroboides. Inmiddels ben ik aan het leren hem te verzorgen want met de hittegolf deze zomer waren ineens alle blaadjes verdord. Dankzij dagelijks sproeien (geleerd in Boston) beginnen de knopjes nu weer uit te lopen. Maar moeilijk blijft het.

Wilbert Hetterscheid, bevlogen directeur van het Nationaal Bomenmuseum Gimborn

Wil je in het kort vertellen wie je bent, hoe oud je bent en waar je werkzame leven uit bestaat?
Ik ben Wilbert Hetterscheid, in 1957 geboren in Velsen in een gezin met twee zoons en woon met mijn vrouw in Bennekom. Ik ben directeur van het Nationaal Bomenmuseum Gimborn in Doorn, voorheen bekend als het Von Gimborn Arboretum. Mijn werkzaamheden bestaan uit de dagelijkse leiding, educatie, administratief werk, fysiek veldwerk, fondsen werven en ‘bomen onder de aandacht houden’.

Wilbert Hetterscheid tegen een steen met de plaquette (Onderscheiding van Verdienste) van de IDS uit 1989
Foto: Ineke van Teylingen

Wat voor scholing/opleiding op dendrologisch gebied heb je gehad?
Ik wilde bioloog worden en ging na mijn examen Gymnasium B naar de Universiteit in Utrecht met als specialisaties plantensys­tematiek, geologie (waaronder stratigrafie), paleontologie en theoretische biologie. In 1983 ben ik afgestudeerd en gestopt met verdere opleidingen.

Waar komt de liefde voor dendrologie vandaan en wie hebben je geïnspireerd?
De liefde voor de natuur heb ik niet van huis uit meegekregen. Op mijn vierde wist ik al dat ik bioloog wilde worden. Insecten hebben altijd mijn voorkeur gehad. Ik heb veel naar mensen geluisterd en ben bijgespijkerd door specialisten met een grote kennis van bomen. Gaandeweg raakte ik meer en meer geïnspireerd door de kennis van de NDV’ers. Dat leidde na bezoek van Wout Kromhout in 2005 tot het voorzitterschap van de NDV. Jammer dat ik in 2013 wegens gezondheidsredenen de hamer moest neerleggen.

Voor welke planten heb je een speciale passie en hoe is dat gekomen?
Ik heb meerdere passies, het begon met Eu­phorbia (wolfsmelk). Ik ben een insectenmens en kweekte insecten in terraria waaronder rupsen van de wolfsmelkpijlstaart. De voedselplant die ik moest vinden, heksenmelk (Euphorbia esula), wekte een onverwachte nieuwsgierigheid in me op. De rest is geschiedenis. Mijn werk met de wolfsmelksoorten uit Madagaskar is in diverse publicaties verschenen. In samenwerking met de Hortus in Leiden hield ik me ook bezig met Amorphophallus. In Leiden stond een grote collectie. Verder ben ik dol op bollen, knollen en wortelstokken. Coniferen zie ik als evolutieobject, het is een fascinerende groep.

Acer pseudosieboldianum subsp. pseudosieboldianum
Foto: Wilbert Hetterscheid

Hoe ziet in grote lijnen je dendrologische leven er uit?
Ik heb als uitdaging circa 18 jaar als taxonoom voor de plantenhandel gewerkt. Toen er een vacature vrijkwam bij de Universiteit van Wageningen voor beheer van de arboreta Belmonte en De Dreijen heb ik gesolliciteerd en ben aangenomen. Bijleren over bomen kwam er toen toch van. Ik ben meer gaan lezen over bomen met een fascinatie voor naaldbomen in het bijzonder vanwege de link naar het verleden en mijn paleobotanische interesse. Momenteel heb ik twee hoofdtaken:
a) Lezingen geven over wetenschappelijke onderwerpen, bijvoorbeeld moleculair onderzoek of eigenschappen van de natuur, op een manier die voor iedereen te begrijpen is.
b) Fysiek werk in de collecties, planten oppotten, goed naar de bomen blijven kijken en onder andere taxonomisch bezig zijn met bijvoorbeeld Rhododendron.

Hoe kijk je hierop terug? Heeft het je gegeven wat je verwachtte?
Ik zie liever bomen dan polders. Mijn hobby is mijn beroep geworden. Ik heb hier onder andere de mogelijkheid om educatief bezig te zijn, juist nu bomen weer enorm in de belangstelling staan. De maatschappelijke waarde van bomen is helemaal ‘in’. In tegenstelling tot jaargenoten ben ik continue bioloog geweest. Dendrologie heeft me daarbij enorm geholpen.

Wat is het leukste wat je hebt meegemaakt?
Bij de aanvraag voor de museale status als Bomenmuseum stond in het formulier de vraag: ‘Hoe regelt u het klimaat in uw museum?’ Als ik DAT wist, had ik nu de Nobelprijs!

Wat is het vervelendste in je herinnering?
Het echec in Wageningen door de afstoting van de arboreta Belmonte en De Dreijen. Onder het excuus dat wij geen begroting konden inleveren waar een plus in zat. Later bleek dat men van het begin af aan van de tuinen af wilde. Geen winstgevende activiteit, dus wegwezen. Belmonte is nog een redelijk arboretum maar De Dreijen is meer een beeldentuin geworden.
Gelukkig kwam voor mij de mogelijkheid om hier in het Von Gimborn Arboretum aan de slag te gaan. Dit arboretum werd in 2010 door de Universiteit van Utrecht afgestoten waar het sinds 1966 een onderdeel van was.

Heb je een leuke anekdote te vertellen?
Op onze kwekerij staat een Acer met een ingegroeide schoffel. Het verhaal gaat dat Piet de Jong ooit zijn schoffel in de boom heeft gehangen en vergat op te ruimen. De boom is bewaard gebleven en is nu een bijzonder object geworden. Hout is heel flexibel en zo is de schoffel een onderdeel van de boom geworden. Het is leuk om bezoekers hier bij een rondleiding op te wijzen.

De schoffelboom in de kwekerij van het Bomenmuseum
Foto: Wilbert Hetterscheid

Vind je het belangrijk om je kennis, ervaring en enthousiasme met anderen te delen?
Kennis delen staat bovenaan mijn lijst en daarbij ook de mensen laten weten wat je eigen leerproces is geweest. Ik probeer zo ook fondsen te werven door een enthousiast verhaal te vertellen. Financiën zijn een van de minst statische factoren. We hebben in 2008-2009 basisbijdragen ontvangen om de rente te gebruiken om verbeteringen door te voeren maar op den duur lukte dat niet meer. Doordat we een legaat hebben ontvangen gaat het financieel nog goed.

Als je het over mocht doen, zou je dan weer hetzelfde doen? Of zou je een andere keuze maken?
De paleontologie en de entomologie zitten in mijn hart, ik ben een wetenschapper maar wat ik nu doe vind ik geweldig. Dingen die ik in het verleden in de botanie heb geleerd, kan ik hier in het Bomenmuseum laten zien en er over vertellen. Mijn keus voor Wageningen had ik achteraf gezien niet moeten maken.

Zijn er nog bijzonderheden die je wilt vertellen?
Veel mensen kunnen zich weinig voorstellen bij een arboretum, het woord leeft niet. We hebben zelf de museale status aangevraagd, los van de universiteit. Nationaal is een leuke toevoeging. We zijn de enige in de wereld met de naam Bomenmuseum. Niemand afficheert zich als zodanig. In het Bomenmuseum zorgen we voor educatie, wetenschappelijk collectie- en documentatiebeheer en levend materiaal. Ik zou graag zien dat we in Nederland een platform vormen van eigenaren van bijzondere bomencollecties want de bomen hebben het wereldwijd slecht. En graag meer moleculair onderzoek, bijvoorbeeld over de vraag: ‘Hoe genetisch divers zijn bepaalde collecties en hoe bewaken we de aanwezige genetische diversiteit van collecties eigenlijk?’
Een mooie nieuwe toevoeging aan het Bomenmuseum is de collectie Hamamelis van Wim van der Werf uit Boskoop. Het is een kwaliteitsverbeterend aspect in de winter, de collectie wordt over meerdere plekken in de tuin verdeeld. De verhuizing zal hopelijk deze herfst plaatsvinden, waarbij een deel wordt geplant en een deel wordt ingekuild om grondeigen te worden.

Sfeerimpressie van het Nationaal Bomenmuseum
Foto: Wilbert Hetterscheid