Alle berichten van Piet de Jong

Wel en wee van de Nederlandse situatie

Het probleem van invasieve boomsoorten in ons land is een eeuw geleden begonnen met het gebruik van Prunus serotina, de Amerikaanse vogelkers, als vulhoutsoort in de bosbouw. De kers voelt zich intussen in ons land zeer thuis. Ondanks verwoede pogingen met veel vrijwilligers en chemische middelen lukte het uitroeien niet en voor sommigen lijkt het het beste om de soort maar als inheems te gaan beschouwen. P. serotina is niet alleen in ons land een echte survivor. Ook zijn grote areaal van Noord-Amerika tot diep in Zuid-Amerika onderstreept zijn vitaliteit. Hoewel de soort ook in diverse andere Europese landen invasief is, staat ze (nog) niet op de Europese Unielijst. In de vorige Arbor Vitae is melding gemaakt van de drie soorten op die lijst (Ailanthus altissima, Acacia saligna en Lespedeza cuneata) en vijf die voor de bosbouw als bedreigend worden gezien. Tot de laatste groep wordt P. serotina wel gerekend. vederesdoorn/" 6216 target="_blank">Acer negundo, Ailanthus altissima, Quercus robur en Robinia pseudoacacia zijn de overige vier van deze lijst.
Op een lijst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit staan behalve bovengenoemde een groot aantal soorten die bestreden mogen worden: Acer species uitgezonderd A. campestre, Berberis species uitgezonderd B. vulgaris, Cornus sericea, Cotoneaster species uitgezonderd C. integerrimus, Populus alba, Quercus species uitgezonderd Q. petraea en Q. robur, Rhododendron ×superponticum, Rhus species, Rosa rugosa en Vaccinium corymbosum en hybriden. Een aantal lijken meer uit voorzorg op deze lijst te zijn opgenomen, opdat ze niet echt invasief worden.

Rosa rugosa, uit voorzorg te bestrijden?
Foto: Ineke Vink

Op het lijstje van het ministerie ontbreken volgens mij enkele soorten. Interessant is de situatie met Amelanchier lamarckii. Dit uit de Verenigde Staten ooit ingevoerde Krentenboompje wordt in Heukels’ Flora van Nederland Amerikaans krentenboompje genoemd. De soort is in Amerika niet (meer) in het wild bekend en het betreft mogelijk een hybride van A. laevis en A. canadensis. In ons land vooral bekend als Drents krentenboompje. Het lijkt intussen een inheemse soort al wordt ze in België wel als invasief beschouwd. Een tweede voorbeeld is Aronia prunifolia, de Zwarte appelbes, die op sommige plaatsen langs oevers verwildert, onder andere bij de Nieuwkoopse Plassen.
Al met al vormen de houtige gewassen in ons land geen echt probleem, zeker niet in vergelijking met vaste planten als Alsemambrosia, Reuzenberenklauw en Japanse duizendknoop. En verder ook niet vergeleken met de problematiek in andere delen van de wereld.

Ailanthus altissima
Foto: Ineke Vink

Oeroude Linden

De oeroude Linden in ons land zijn niet ouder dan 400-450 jaar wanneer men ze beoordeelt op hun huidige verschijning. Linden zijn echter in staat om vanuit wortel- of stamvoetuitlopers nieuwe bomen te laten ontstaan. Daardoor is het nooit zeker hoe oud de boom werkelijk is. Het kan zijn dat de boom die wij nu zien het resultaat is van meerdere keren verjongen. Diverse bomen in Nederland en Vlaanderen laten dit zien.
In dit artikel bespreek ik drie kampioenen: de Linde van Warken (gemeente Zutphen), de Linde van Sambeek (Grotestraat, gemeente Boxmeer) en de Linde bij de kerk in Overpelt (Kerkdijk, gemeente Pelt, België).
Het zijn alle drie Hollandse linden en behoren volgens onderzoek tot dezelfde klonale groep. De Hollandse linde is een kruising tussen de Winterlinde (Tilia cordata) en de Zomerlinde (Tilia platyphyllos). Uit DNA-analyses blijkt dat ook bomen (ver) buiten Nederland tot dezelfde klonale groep E2 (Rune Bengtsson) behoren als die in Overpelt, Warken en Sambeek, zoals een boom op het landgoed Grönsöo (Enköping, Zweden). Nederlandse boomkwekerijen hadden in die tijd al veel export naar het Oostzee-gebied en Engeland.

Linde van Warken
Deze boom is naar schatting geplant rond 1650 en van de uiteengevallen boom resteren twee stamdelen. Vanaf 1930 is een stamscheut ontstaan die inmiddels een stamomtrek van 300 cm en een hoogte van 21,6 meter heeft bereikt. Zonder de nieuwe stam is de omtrek van de resterende delen 770 cm. Meer over deze boom en vele andere kampioenen staat op de site: monumentaltrees.com.

De Linde van Warken. Rechts de sinds 1930 uit een wortelvoetscheut gevormde nieuwe stam
Foto: Jeroen Phillipona

Linde van Sambeek
Deze wordt als de oudste en dikste boom van Nederland beschouwd. Naar schatting rond 1600 geplant, met een stamomtrek van 800 cm en een hoogte van 23,6 meter. De restanten van de etagelinde, die zij tot 1850 was, zijn slechts zeven meter hoog. Door zware stormen braken de etages eraf en bleef er niet veel over. Een journalist tekende in 1901 op: ‘Naar ik hoor zal men trachten hem wat op te knappen en zien of er nog genoeg levenskracht aanwezig is om hem uit zijn gehavende staat op te beuren en hem een nieuw bladerentooisel te schenken.’ (Boxmeersch Weekblad 12 oktober 1901)
Volgens een toenmalig boomexpert, de regiodirecteur van Staatsbosbeheer, was de boom stervend; hij onderschatte echter het herstelvermogen van de Linde. Bij deze boom kwam het herstel uit een stamvoetscheut in het volledig holle centrum van de boom. Dit fenomeen werd ook zichtbaar toen in 1994 de fameuze ‘etagelinde’ op de Heuvel in Tilburg doodverklaard werd. Na het afzagen en optakelen van de stam, stond daar ineens de jonge boom. Deze werd prompt ook afgevoerd.
In Sambeek is het zover niet gekomen en is in honderd jaar te midden van het nog resterende hout van de onderste etage een grote boom ontstaan. Omdat men voorzag dat de oude stamdelen en takken zouden afbreken werden deze in 1975 door staalkabels verankerd aan de jonge centrale stam. Sindsdien zijn de oude boomdelen in mechanische zin sterk afhankelijk van de steun die de verankering geeft. In november 2015 is de boom na nieuwe stormschades weer gesnoeid door een team boomspecialisten en zijn de ankers waar mogelijk flexibel gemaakt. De boom is zeer vitaal en heeft een compacte kroon. Naar mijn mening kan de boom bij regelmatige snoei nog eeuwen mee.

Winterbeeld van de Linde van Sambeek in 2010. In het midden de nieuwe stam waar de kabels en ankerstaven aan verbonden zijn; eromheen de oude delen van de vroegere etagelinde.
Foto: Huib Sneep

Linde van Overpelt
In 1972 ontstond brand in de boom en bleek hij grotendeels hol. Na lang twijfelen werden de resten van de boom niet gekapt en bleek hij over een wonderbaarlijk herstelvermogen te beschikken. Op afstand staat er nu weer een vitale, slanke en dicht bebladerde boom. Van dichtbij blijkt het om vier jonge stammen te gaan rondom een centrum van verrot hout.
De stamomvang, voor zover je daar nu nog van kunt spreken, bedraagt ruim 850 cm.

Zowel de boom in Sambeek als die in Overpelt hebben een zeer scheve, bijna recht afgesneden, bladvoet. Via dit kenmerk zijn de verwante bomen niet alleen via DNA-analyse (uitgevoerd door INBO te Geraardsbergen) maar ook morfologisch te onderscheiden van andere klonale groepen.

Uit de verrotte stamvoet van de Overpeltse Hollandse linde zijn in veertig jaar grote nieuwe stammen ontstaan. De contour van de oude stam is nog zichtbaar.
Foto: Huib Sneep

Clerodendrontrichotomum, pindakaasboom, maar waarom kansenboom?

Op de omslag van de derde Arbor Vitae uit 2021 prijkt een fraai bloeiende Clerodendrum trichotomum en bij dit artikel zijn de prachtige vruchtjes afgebeeld. Kortom een echte sierplant. Hoewel veel soorten van het geslacht Clerodendrum een zeer onaangename geur hebben, geeft het wrijven van de bladeren van deze soort een geur die aan pindakaas doet denken. Maar nu nog die andere naam.

Clerodendrum is een groot geslacht in de familie van Lamiaceae met circa 450 soorten en een areaal dat overwegend in de tropen en subtropen is. Eerdere reducties van dit grote aantal soorten zijn in de World Plant List weer teruggedraaid. Slechts enkele soorten zijn in ons klimaat winterhard, waarvan C. trichotomum de belangrijkste is.
Linnaeus beschreef in 1753 het geslacht Clerodendrum met de soort C. infortunatum, een struik uit tropisch Azië, die al lang bekend was om zijn gebruik in de geneeskunde met de naam Clerodendron, dat kansenboom betekent. Deze naam slaat op de onvoorspelbare medische eigenschappen. Als geslachtsnaam bleef na Linnaeus Clerodendron hardnekkig lang in gebruik als de officiële naam van het geslacht mede omdat in 1763 de Franse botanicus Michel Adanson de Latijnse vorm weer in de Griekse veranderde. Dit bleef zo tot 1942 toen de Amerikaanse botanicus Linnaus de naam Clerodendrum in ere herstelde,

Om te snoepen, de vrucht van Clerodendrum trichotomum
Foto: Ineke Vink

Areaal en kenmerken
Clerodendrum trichotomum heeft een groot areaal in China en daarbuiten in Japan, Korea en de Filipijnen. De soortnaam trichotomum slaat op de drievoudige vertakking van de bloeiwijze. Het is een heester die tot 6 m hoog kan worden en vaak opslag geeft. Het is een rijkbloeiende, bladverliezende sierheester met grijsgroen, zacht behaard blad. Qua groeiwijze heeft de struik wel iets weg van een Catalpa. Na een aantal jaren neemt de kroon een afgeronde tot afgeplatte boomachtige vorm aan. Aan het eind van de zomer verschijnen in losse bundels de bloemen met rode kelk- en witte kroonbladeren. Deze worden graag door vlinders en bijen bezocht. Na de bloei vormen zich staalblauwe bessen, die prachtig afsteken tegen de rood blijvende kelkbladeren. De heester is geschikt voor de wat kleinere tuinen en houdt van een humeuze, goed doorlatende grond. Ze is iets vorstgevoelig en de takken kunnen wat insterven, maar na de winter volgt herstel met worteluitlopers.
De soort werd in 1843 door Van Siebold uit Japan ingevoerd. Uit de Chinese provincie Sichuan kwam een introductie van de Franse missionaris Paul Farges die beschreven werd als C. fargesii. Ze werd later door Rehder als var. fargesii onder C. trichotomum gerangschikt. Ze verschilt door het iets kleinere blad en de purperkleurige jonge twijgen. Het is echter een naam die niet langer geaccepteerd wordt in Flora of China en de World Plant List. De selectie C. trichotomum ‘Purple Blaze’ is met zijn rode jonge twijgen waarschijnlijk een selectie uit deze thans ongeldige var. fargesii. Dit laatste geldt zeker voor C. trichotomum ‘Carnival’. C. trichotomum ‘Variegatum’ is een bontbladige selectie met wit gerande bladeren. In het Engels taalgebied is in de volksnaam van C. trichotomum ook de associatie met pindakaas in peanut butter tree, maar zijn er ook fraaie namen als de harlequin glorybower en de glorytree.

Clerodendrum trichotomum in bloei
Foto: Ineke Vink

Winterhardheid varieert
Een soort, die in ons klimaat mede dankzij de worteluitlopers ook redelijk winterhard is, is C. bungei. De forse stengels zijn zeer kruidachtig en worden tot 2,5 m hoog. De grote, donkere en hartvormige bladeren ruiken bij kneuzen zeer onaangenaam. De bloeiwijzen zijn tot 15 cm brede tuilen en hebben aangenaam ruikende rozekleurige bloemen. De soort is genoemd naar de Russische botanicus Alexander von Bunge die de plant in 1831 verzamelde en beschreef als C. foetidum vanwege de onaangename geur. Het bleek echter een synoniem. In 1840 werd dit door de Duitse botanicus Ernst Gotlieb von Steudel rechtgezet met de naam C. bungei. Het areaal omvat China, Taiwan en Vietnam. C. bungei ‘Pink Diamond’ verschilt alleen van de soort in het bonte blad.
C. chinense is een soort met een groot areaal van Zuid-China, de oostelijke Himalaya’s en verder in Zuid-Oost Azië. De soort is in warmere gebieden een zeer geliefde tuinplant, een meerstammige struik met donzig behaard blad en mooie gevulde witte bloemen. Moet in ons land wel extra beschermd worden in de winter. Tegenover al dat fraais staat dat het in diverse warme gebieden een zeer invasieve plant is.
Van de tropische soorten is in ons land C. thomsoniae in cultuur afkomstig uit West-Afrika.